Ieder normaal denkend mens zal beseffen dat een hogere kiesdrempel het enige middel is dat snel helpt om de politieke versplintering te bestrijden. Je kunt ook een districtenstelsel invoeren, maar dat heeft zoveel nadelige effecten dat vrijwel niemand daarvoor voelt. Bovendien moet je voor de introductie van een districtenstelsel de grondwet wijzigen, een langdurige procedure, waarbij er een politieke meerderheid van twee derde nodig is. Bij het ophogen van een kiesdrempel is dat volgens mij niet nodig. Een aanpassing van de kieswet volstaat. Helemaal zeker hiervan ben ik overigens niet. Misschien dat een staatsrechtgeleerde er nog eens zijn licht over kan laten schijnen.

Een kiesdrempel houdt in dat een partij bij de verkiezingen een bepaald percentage van de stemmen moet krijgen om verkozen te worden. Nu is dat feitelijk ook al zo. Als je niet de kiesdeler (ongeveer 70.000 stemmen) hebt gehaald bij verkiezingen, kom je niet in de Tweede Kamer.  Meer dan de helft van de 37 partijen die op 17 maart vorig jaar aan de verkiezingen meededen verwierf dan ook geen zetel.

Je zou de kiesdrempel kunnen zetten op 5 procent van het totaal. Dat is het niveau dat in Duitsland, België en (lievelingsland van de populisten) Hongarije geldt. Een wat lagere kiesdrempel van bijvoorbeeld 3 procent, zoals in Griekenland, kan natuurlijk ook. Al is het instrument dan uiteraard minder effectief.

Het belangrijkste bezwaar – althans volgens de vele tegenstanders – tegen een kiesdrempel is dat allerlei partijen dan niet meer in de Kamer komen. De SGP zou bij een kiesdrempel van 5 procent verdwijnen, net als de ChristenUnie, DENK, JA21, Volt en alle eenpersoonsfracties. Mij lijkt dat een groot voordeel, maar kennelijk kun je er ook anders over denken.

Ingewikkeld is de situatie rond bijvoorbeeld Forum voor Democratie. Die partij haalde bij de laatste verkiezingen acht zetels. Dat is, met de hakken over de sloot weliswaar, voldoende bij een kiesdrempel van 5 procent. Kort na de verkiezingen kreeg Forum te maken met een afsplitsing. Wybren van Haga en twee anderen stapten eruit en begonnen een eigen fractie. Tegen dit soort zetelroof staat een kiesdrempel in mijn ogen machteloos, maar dat moet dan maar.

Een heel belangrijk nadeel van een kiesdrempel zou zijn dat nieuwe partijen geen kans meer krijgen als ze bijvoorbeeld minimaal 5 procent van de stemmen moeten halen om voor Kamerzetels in aanmerking te komen. Dat argument klopt niet. De LPF – een gloednieuwe partij – haalde bij haar eerste verkiezingsdeelname  in 2002 26 zetels en zou van een kiesdrempel geen last hebben gehad. De eveneens nieuwe PVV wist in 2006 – de eerste keer dat ze aan Kamerverkiezingen meedeed – 9 zetels te bemachtigen. Ruim voldoende voor een kiesdrempel van 5 procent kortom. Het kan dus best.

Dat een kiesdrempel niet ideaal is wil ik best toegeven. Maar is een parlement met niet minder dan 20 fracties dan wel ideaal?