Er zijn lieden die het geloven. Op een dag gaan we erin slagen de volledige hersensinhoud van de mens op te slaan in een computer. En als we een mens laten samenvallen met zijn hersensinhoud zullen we daarmee in principe onsterfelijk zijn. Zolang de desbetreffende computer het niet laat afweten natuurlijk.

Maar wat is een mens? Moeilijke vraag natuurlijk. Wel is het is veilig te veronderstellen dat bewustzijn een van zijn meest karakteristieke eigenschappen is, Heeft een computer dat ook?

Nee zegt Harari, de auteur van o.a. Homo Deus die zich met deze dingen bezighoudt.  En daar heeft hij natuurlijk gelijk in. Een computer is zich nergens van bewust. Hij rekent op strikt gedetermineerde processen iets uit volgens de instructies die hij heeft meegekregen.

Die instructies hebben noodzakelijker een eindig karakter. Want als die oneindig zijn zou een dergelijk machientje zijn rekenwerk nooit afkrijgen. In tegenstelling tot een mens, weet een computer niet waar hij mee bezig is. Kortom, hij is zich nergens van bewust en doet simpelweg wat hem is opgedragen.

Wat we van een computer willen is altijd iets wat kwantificeerbaar is. Net als in de wetenschap trouwens, waar dingen meetbaar moeten zijn. In dit opzicht is een computer eigenlijk niet meer dan een rekenmachine, die heeft leren rekenen: optellen, aftrekken en vermenigvuldigen.

Want dat zijn uiteindelijk de enige rekenprocessen die we hebben. Welke ingewikkelde algebraïsche bewerkingen je aan dat rekenen ook vooraf laat gaan, uiteindelijk draait het daar altijd op uit. Om iets te kunnen kwantificeren moet er onder aan de streep een getal komen. Een computer zet het razendsnel neer.

Diezelfde Harari beweert in dezelfde ademtocht ook dat computers meer van ons afweten dan wijzelf. Juist omdat computers geen bewustzijn hebben eronder ze geen last emoties. Ongehinderd door vreugde, verdriet, affectie of hoop voeren ze hun werk uit en zouden daarom beter in staat zijn een ‘objectief’ plaatje van ons bewustzijn te maken. Van wie we in het diepst van ons hart werkelijk zijn.

 Een voorbeeld dat hij aanhaalt. Een jongeman ontdekt pas op latere leeftijd dat hij homo is. Uit schuldgevoel of om welke andere reden dan ook heeft hij het jarenlang onderdrukt. Volgens Harari zou een computer al lang vastgesteld hebben dat hij homo is aan de hand van bepaalde gedragingen of voorkeuren, die de computer heeft geregistreerd.

Prachtig. Maar kent die computer deze jongen dan beter dan dat hij zichzelf kent. Nee natuurlijk niet. Want ook de redenen die hem noopten zijn ware aard te onderdrukken, maken deel uit van zijn bewustzijn. De man lag een conflict met zichzelf en computers kennen geen conflicten.

Onzekerheid, twijfelen of iets niet zeker weten is typisch menselijk. Schuldgevoelens of zichzelf voorliegen ook trouwens. En daar hebben computers geen last van. Een computer werkt binair: het is ja of nee, maar nooit misschien. Een computer die geen emoties ‘kent’ zou ons, die vol emoties zitten beter ‘kennen” dan s wij onszelf? Het is eigenlijk een contradictio in terminis.

Er is in het denken van Harari een zekere verwantschap te bespeuren met het behaviorisme zoals dat midden vorige eeuw door mensen zoals Skinner beleden werd. Aangezien de menselijke psyche niet te kwantificeren was, moest de mens uitsluitend begrepen worden vanuit zijn gedrag. Want dat was zichtbare manifestatie van de ‘geest’, die empirisch kon worden vastgesteld zodat er wat over te zeggen viel.

Ook een computer is in dit opzicht niet tot meer in staat dan menselijke gedrag, zijn voorkeuren en interacties met andere mensen (iemand zet steeds duimpjes bij postings van wappies op facebook) zijn koopgedrag enz. te registreren.

In zijn boek The Ghost in the Machine, trok Arthur Koestler behoorlijk van leer tegen het behaviorisme. En terecht. Als de menselijk geest wordt gereduceerd tot zijn gedrag blijft het meest wezenlijke onbesproken namelijk zijn bewustzijn.

Ik zeg mijn buurman elke dag minzaam gedag. Daaruit zou opgemaakt kunnen worden, dat ik hem een goed hart toedraag. Maar in werkelijkheid mag ik hem helemaal niet. Al jarenlang vraag ik me af waarom hem niet eens goed aftuig, maar kan daar geen eensluidend antwoord op vinden. Misschien ben ik wel bang om zelf een pak slaag te krijgen.

Het bewustzijn vormt gedachten en hoe het dat doet is een groot raadsel. Tegelijkertijd heeft elke gedachte hoe simpel ook, iets oneindigs in zich. Want elke gedachte verwijst naar andere gedachten, ze zet uit terwijl zij voortduurt en die reeks die zij oproept is in principe oneindig. Iets denken hoe concreet ook, betekent de hele wereld onthullen, iets wat de fenomenologie heel goed begrepen heeft.

Het komt erop neer dat bewustzijn zich niet beet laat pakken. Het is in de woorden van Koestler ‘open ended’. Op het moment dat ik probeer te zeggen wat mijn bewustzijn is, dan is het al veranderd. Ik hol als het ware achter mijn eigen bewustzijn aan, maar kan het nooit inhalen. Mooier gezegd, het bewustzijn transcendeert zichzelf , in de letterlijke betekenis van overstijgen.

Harari ziet het bewustzijn kennelijk als een verzameling hersenindrukken (wat dat ook moge zijn) die in principe door een computer af te tappen zijn. En daarmee wordt het teruggebracht tot een puur fysisch proces, om de doodeenvoudige reden dat dit het enige wat te meten is.
Maar ‘meten is verstoren’ weet ook de kwantummechanica al sinds geruime tijd. Als we niet eens de snelheid en de positie van een subatomair deeltje nauwkeurig kunnen kennen, zou het dan met het bewustzijn wel lukken?