Toen China ruim 40 jaar geleden plankgas de kapitalistische weg insloeg, verwachtten veel deskundigen dat het land ook democratischer zou worden. Andere deskundigen hoorden dat hoofdschuddend aan. Volgens hen hield de eerste groep te weinig rekening met de Chinese geschiedenis en de rol van de communistische partij. Wie dacht dat ze in Beijing vrije verkiezingen zouden houden, maakte zich schuldig aan wensdenken. Democratisering was een illusie, en een hele naïeve bovendien.

Enfin, het is nu geen vraag meer wie gelijk heeft gekregen. Volgende week begint president Xi Jinping aan zijn derde termijn als partijleider en opperbevelhebber van het Volksleger. Na Mao Zedong die 30 jaar lang de Chinezen had geterroriseerd, vonden diens opvolgers twee termijnen van 5 jaar genoeg. Geen leider mocht ooit nog ongeremd zijn gang gaan. Dat was een verstandig besluit. Ook in een democratie zit een regeringsleider na zo’n jaar of 10 wel aan de grens van zijn houdbaarheidsdatum. Dus in een dictatuur zonder ingebouwde correctiemechanismen, is voorzichtigheid helemaal geboden. Dat inzicht wordt nu door Xi aan zijn laars gelapt.

Maar goed, had die eerste groep deskundigen misschien toch een punt? Het is geen waterdichte theorie, maar aanhoudende economische groei in een dictatuur resulteert vaak in meer democratie. Zo’n opkomende economie heeft steeds meer goed opgeleide werknemers nodig. Als daar genoeg van zijn, ontstaat op den duur een middenklasse. Die middenklasse wil na verloop van tijd niet alleen maar werken en meer en beter consumeren. Op een bepaald moment wil ze meer zeggenschap over hoe de staat hun leven bestiert. Dat is, kort door de bocht, het begin van de democratisering die, eenmaal op gang, steeds meer terrein wint.

Een dictatuur kan dan twee dingen doen. De onderdrukking opvoeren of geleidelijk de teugels laten vieren. In dat laatste geval hopen ze de regie te behouden. Alleen, als de democratisering goed op stoom is, wordt dat steeds moeilijker. Tenslotte verliest het regime zijn greep op de ontwikkelingen en geeft de strijd op. Zuid-Korea wordt door de eerste groep experts vaak aangehaald als voorbeeld van hoe een dictatuur dankzij economische modernisering binnen een paar decennia een democratie wordt. In Beijing zullen ze vooral naar Taiwan kijken. Dat was ook een eenpartijstaat maar is nu behalve een florerende kapitalistische economie een goed functionerende democratie.

(Dat is misschien een van de redenen waarom Xi het eiland, een ‘afvallige provincie’, wil inlijven. Het democratische virus zou wel eens kunnen overslaan naar het vasteland. Dat lijkt misschien vergezocht maar je moet de paranoia van alleenheersers nooit onderschatten).

Waar de theorie tekort schiet is, dat ze , zoals groep twee zegt, geen rekening houdt met de Chinese geschiedenis en de rol van de partij. Zuid-Korea was inderdaad een dictatuur maar het was geen totalitaire staat zoals China. Datzelfde geldt ook voor Taiwan. Daar hadden nationalisten de macht, maar die bleken uiteindelijk niet in staat of hadden niet meer de fut om de hele samenleving rücksichtslos onder de duim te houden. In beide gevallen zette de economische modernisering de deur op een kier voor de democratie.

China is een totalitaire staat met een alles overheersende en doordringende ideologie. Nu kun je zeggen dat het communisme weinig meer is dan een vijgenblad dat een naakte dictatuur moet bedekken. En dat de communistische partij naadloos past in de Chinese geschiedenis met de partijleider, nu Xi,  in de rol van keizer. Helemaal waar, maar dat neemt niet weg dat die partij met die ideologie de samenleving in een ijzeren greep houdt.

Sinds zijn aantreden 10 jaar geleden heeft Xi de teugels niet laten vieren maar juist strakker aangetrokken. Wat er onder zijn voorgangers nog aan vrijheid over was, werd op zijn bevel de nek om gedraaid. Xi zette potentiële rivalen gevangen, verscherpte de censuur, vervolgde minderheden als de Oeigoeren en Tibetanen en bracht de democratie in Hongkong om zeep. De Chinezen thuis weten dat elke stap die ze zetten geregistreerd wordt en dat niemand kan ontsnappen aan de blik van Big Brother Xi.

Als verklaring voor dit gedrag wordt graag verwezen naar de ondergang van de Sovjet Unie. De hervormingen van Michail Gorbatsjov, perestrojka en glasnost (openheid), waren in de ogen van de Chinese leiders geen op zich respectabele poging om een volledig vastgelopen systeem vlot te trekken. Het was vooral een voorbeeld van wat je juist te allen tijde moest voorkomen. Gorbatsjov mag in het Westen gelden als een moedige en humane hervormer maar in China is hij een slapjanus die de erfenis van Lenin en Stalin heeft verkwanseld. Hij had Rusland uitgeleverd aan chaos en verloedering. Dat gingen ze in Beijing van zijn leven niet laten gebeuren.

De partij, dat wil zeggen Xi, dicteert na de relatieve pas op de plaats van zijn voorgangers weer op alle terreinen, economisch, maatschappelijk en cultureel, wat er moet gebeuren. Xi zal zich ongetwijfeld zien als de ongenaakbare roerganger maar is wel bezig de laatste resten inventiviteit en initiatief uit te bannen en ondernemers en andere onmisbare gangmakers van een vrijer klimaat monddood te maken. Omdat Xi altijd gelijk heeft en zoals elke potentaat uitsluitend knipmessen om zich heen duldt, kan dat op den duur alleen maar leiden tot algehele verstarring.

Het meest in het oog springende voorbeeld is het totaal idiote covid-beleid. Op gezag van XI worden soms miljoenen mensen opgesloten om het virus geen kans te geven. Dat dit voor die mensen een sociale ramp is en dat de economie ter plekke tot stilstand komt, kan hem niets schelen. De invoering van effectieve westerse vaccins wordt niet eens overwogen, omdat Xi dat verbiedt.

Als zo’n leider ziet dat hij op een doodlopende weg is geraakt, is het risico groot dat hij op avontuur gaat, bij Xi richting Taiwan. Niemand weet natuurlijk welke conclusies hij trekt uit het fiasco van vriend Poetin in de Oekraïne. Het kan hem van een invasie weerhouden, maar voor hetzelfde geld denkt hij het beter te kunnen. En dan zijn de rapen gaar.