In Parijs en Boedapest botsten deze week twee visies over Europa op elkaar. De Franse president Emmanuel Macron pleitte voor meer Europa, terwijl voor de Hongaarse premier Viktor Orban de Europese maat meer dan vol is. Dit verschil in visie wordt de inzet van de Europese verkiezingen in juni. En het ziet er naar uit dat het kamp van Orban aan het langste eind trekt.

Macron hield aan de Sorbonne een grote rede. Zeven jaar geleden had hij op hetzelfde podium zijn visie voor Europa ontvouwd. Hij was net gekozen tot president en half Europa lag in katzwijm. Die helft dorstte naar visie en werd door de jonge president op haar wenken bediend. De andere helft was minder onder de indruk. Grote woorden zijn een Frans specialisme. Kleine daden ook.

De rede, ‘Sorbonne I’, kwam erop neer dat Europa eindelijk de handen ineen moest slaan. Minder afhankelijk worden van de VS en meer eigen ‘soevereiniteit’. Vooral bij klimaat, defensie en technologie. Behalve de eurosceptici kon niemand daar eigenlijk tegen zijn. Alleen, hoe haalbaar waren die plannen? En wie ging dat betalen? De Duitsers en ook Nederland vreesden dat Macron eurobonds wilde invoeren: Brussel zou zelf geld kunnen ophalen. Dat was voor Berlijn en Den Haag teveel van het goede.

In ‘Sorbonne II’ vertelde de president de kiezers dat Europa in levensgevaar verkeert. We worden bedreigd door ‘illiberalisme’, lees populisme, economische achteruitgang en, sinds de Russische invasie van Oekraïne twee jaar geleden, door oorlog. Wat we moeten doen was in essentie een echo van Sorbonne I. Krachten bundelen op defensie-, en financieel-economisch en monetair (eurobonds) terrein. De haal- en betaalbaarheid blijven lastige kwesties. Maar Berlijn klonk voor de verandering positief. Bondskanselier Olaf Scholz had ‘goede ideeën’ gehoord. Maar dat kan zijn omdat hij geen zin had in nieuw gedoe met Macron. Hun verstandhouding is, diplomatiek uitgedrukt, ‘onderkoeld’.

Ondertussen speelde in Boedapest het andere orkest. Viktor Orban had zijn geestverwanten uit alle hoeken en gaten uitgenodigd voor een groots gezamenlijk optreden. Met Geert Wilders, de grote winnaar van de Kamerverkiezingen van november, als eregast. De onafhankelijke pers mocht er niet bijzijn, want de bijeenkomst was een ‘no woke zone’. Maar wat naar buiten kwam, zal niemand verrast hebben. Orban verklaarde dat de Europese en Amerikaanse verkiezingen de uitgelezen gelegenheid waren om de ‘progressieve wereldgeest’ te verslaan. Deze geest heeft vele koppen, zoals moslimmigratie, ‘omvolking’ (‘de eigen bevolking vervangen door immigranten’; ook een stokpaardje van Thierry Baudet), ‘klimaatgekte’ en de lhbitmz-gemeenschap, die allemaal afgehakt moeten worden.

En uiteraard de EU, de ultieme kop van jut. Uittreden staat niet langer op de agenda, na het debacle van de Brexit is dat niet langer een lonkend perspectief. ‘Uithollen van binnenuit’, is nu het parool. Minder bemoeienis van Brussel zonder de miljarden aan subsidies en investeringen te verliezen. Dat is ook wat Geert Wilders wil sinds hij de Nexit heeft afgezworen. Kortom, eigen land eerst en de EU mag hooguit de cheques ondertekenen.

En natuurlijk speelde voor zowel Macron als Orban de eigen binnenlandse politiek mee. De president wilde weer elan pompen in de zieltogende campagne voor de Euro-verkiezingen. En Marche, de partij van de president, staat volgens de peilingen 15 procent achter le Rassemblement National, de partij van Marine Le Pen. Twee jaar geleden won hij nipt de presidentsverkiezingen van Orbans Franse vriendin en sindsdien blijft het sukkelen. Of hij het tij weet te keren, staat te bezien. De meeste Franse kiezers vinden hem hautain en arrogant en met verheven denkbeelden over Europese samenwerking overtuig je geen kiezers die de sores van alledag aan het hoofd hebben.

Na een nederlaag tegen Le Pen zou hij de laatste drie jaar van zijn presidentschap vermoedelijk onherstelbaar aangeslagen moeten uitzitten. Met als politieke erfenis het falen van de meeste van zijn projecten en hervormingen. En de zoveelste bevestiging van het bon mot dat elke politieke carrière eindigt in tranen.

De Hongaarse premier heeft minder klemmende zorgen. Orban is de langstzittende regeringsleider in de EU en is in eigen land onbetwistbaar de baas. Maar de laatste maanden is de hemel niet langer onbewolkt. De corruptie loopt nu kennelijk zo de spuigaten uit dat zelfs zijn aanhangers beginnen te morren. Er is een schandaal over kindermisbruik dat de kopte kostte van de president en de minister van justitie. De al veel langer smeulende onvrede heeft inmiddels een leider gekregen die jarenlang als insider de zelfverrijking en baantjesjagerij van Orbans partijvrienden van nabij heeft meegemaakt. Deze Peter Magyar nam afscheid van de premier en wist begin deze maand naar schatting 100.000 man in Boedapest te mobiliseren voor de grootste anti-Orban demonstratie in jaren.

Magyar wil met een eigen partij deelnemen aan de Euro-verkiezingen. Hij vormt geen enkele bedreiging voor Orban die alle belangrijke media controleert. Maar toch, het zou kunnen uitgroeien tot het eerste signaal dat de positie van de succesvolste populistische regeringsleider, het idool van veel Trump-aanhangers, niet langer volstrekt onaantastbaar is.

Niettemin, de perikelen van Macron en de wolken boven Orban zullen geen invloed hebben op de campagne. De stellingen zijn al lang betrokken: het ‘volk’ tegen de ‘elite’, pro-EU tegen anti-EU, populisten tegen het politieke midden. Daarbij hebben de populisten de wind in de zeilen, hoeveel schandalen ze boven- en benedendeks ook meevoeren en hoe incompetent ze vaak ook zijn. De gevestigde partijen moeten hopen op een lage opkomst. En dat is toch niet wat democraten moeten willen.