Zondag gaan de Berlijners naar de stembus. Nou en, zult u zeggen. Dat is toch de gewoonste zaak van de wereld? Doen we hier toch ook elke vier jaar? Dus waarom moet er nu melding van worden gemaakt?

Helemaal gelijk, natuurlijk. Ware het niet dat de Berlijners op herhaling moeten. De eigenlijke verkiezingen hadden al in september 2021 plaatsgevonden, maar dat was uitgelopen op een debacle. Er waren onvoldoende stembiljetten, de mensen stonden urenlang in de rij en zelfs toen de stembureau’s langer openbleven, had nog niet elke kiezer de stembus gezien. Vervolgens ging met het tellen van alles mis. Het was een aanfluiting, joelde de rest van het land. ‘Berlijn was een bananenrepubliek’, een ‘derde wereldland’. Niet alleen Berlijn maar het hele land stond voor schut. De hoofdstad van het belangrijkste en rijkste land van Europa kon niet eens gemeenteraadsverkiezingen organiseren.

Dat vond de rechter ook. De uitslag werd nietig verklaard. De verkiezingen moesten over.

Zoals gebruikelijk bij een dergelijk fiasco was er geen gebrek aan schuldtoewijzigingen en ‘verzachtende omstandigheden’. De schuld lag niet alleen bij Berlijns beruchte bureaucratie, maar ook bij de politieke leiding. Berlijn wordt al 20 jaar bestuurd door een linkse coalitie, sociaaldemocraten (SPD), Groenen en die Linke, een extreem-linkse restant uit DDR-tijden. Die coalitie heeft er volgens de kritiek, niet alleen van rechts, een potje van gemaakt. Om het enigszins gechargeerd te stellen: ongeveer alles dat ze aanraakt verandert in brandhout.

De belangrijkste verzachtende omstandigheid bleek de op dezelfde dag gehouden Berlijnse marathon te zijn. Die had zoveel organisatorisch vernuft, mankracht en tijd opgeslorpt dat er voor de verkiezingen te weinig was overgebleven. Hardlopen was klaarblijkelijk belangrijker dan stemmen. De kritiek werd en wordt afgedaan als `Berlin bashing’ maar raakt wel aan al jaren lang bekende pijnpunten van het stadsbestuur. En er zit geen verbetering in.

De klachtenlijst is inmiddels zo lang als een traploper. De kwaliteit van het onderwijs is beneden alle peil, net als het openbaar vervoer. Er zijn te weinig betaalbare woningen. Het wegennet in de Congo zou beter zijn. De integratie van minderheden is een migrainedossier. De digitalisering komt niet van de grond, zodat aanvragen van vergunningen zoek raken, de burgerlijke stand vastloopt en je soms maanden moet wachten op een nieuw paspoort. De burger die zich aan het loket vervoegt, kan na uren wachten een grote bek krijgen van ambtenaren die de weg kwijt zijn in de formulierenjungle. Dat heeft een nieuw probleem veroorzaakt: een buitenproportioneel hoog ziekteverzuim. Als je het roemruchte Berlijnse sarcasme wil beleven moet je over het stadsbestuur beginnen.

Als een regering of bestuur op grote schaal faalt, kan de burger haar/hem wegsturen en andere partijen de kans geven het beter te doen. De conservatieve CDU zou voor de verkiezingen van zondag de beste papieren hebben. Het vertrouwen in de CDU houdt trouwens niet over. Volgens de peilingen zouden de conservatieven een voorsprongen hebben van een paar procent op de SPD en de Groenen. (22 tegenover 20 ieder voor SPD en Groenen). Als die Linke  niet teveel veren laten, zou een voortzetting van de huidige coalitie mogelijk zijn. Dat wordt dan weer gezien als een vrijbrief voor nog eens jaren wanbestuur en chaos.

En omdat ook de ervaringen met conservatieve en liberale burgemeesters en wethouders matig tot slecht zijn, bepleitte een vooraanstaande columnist van het weekblad Der Spiegel, zelf Berlijner, het onder curatele stellen van de stad. Wie weet helpt het, want beroerder dan nu is volgens hem nauwelijks mogelijk.

Er zijn misschien op Singapore na geen grote steden, – en landen -, die optimaal bestuurd worden. Redelijk is vermoedelijk het hoogst haalbare, matig de norm. Maar ook onder dit voorbehoud is Berlijn een geval apart. Over de vraag waarom Berlijn zo ondermaats presteert, kun je uiteraard diverse meningen optekenen. Variërend van de bekende klachten over de kwaliteit van de politici in het algemeen via het dieptepunt dat in Berlijn zou zijn bereikt tot het zwakke bestuursapparaat.

Toen ik in Berlijn woonde (1998 – 2001), sprak ik eens een historicus die het beroerde bestuur onder meer weet aan de speciale positie van de stad tijdens de Koude Oorlog. West-Berlijn was omsingeld door de DDR, regelmatig bedreigd door de Sovjet Unie en economisch nauwelijks levensvatbaar. Ze werd op de been gehouden met subsidies uit West-Duitsland. Na de Val van de Muur in 1989 zou die afhankelijkheid mentaal zijn blijven voortbestaan. Met als gevolg dat het gevoel van eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid matig is ontwikkeld. De staat zou de stad wel te hulp schieten. Maar na ruim 30 jaar mag je die fase wel ontgroeid zijn.

Het geknoei en gekluns in Berlijn laat ook krassen na op het Duitse zelfbeeld en imago in het buitenland. Duitsland ziet zichzelf graag als een efficiënt bestuurd land, een voorbeeld voor de rest van de wereld, die dat net zo en misschien nog wel meer zo ziet. Dat is een mythe en cliché tegelijk en er klopt dus niet veel van. Duitsland functioneert redelijk maar niet beter, eerder slechter, dan de polder. Grootschalige projecten lopen ook daar eindeloos vertraging op en overschrijden ook daar onstuitbaar de begroting. Met het nieuwe vliegveld bij Berlijn, dat alle records qua vertraging en budgetoverschrijding brak, als meest schrijnende voorbeeld.

Voor veel Duitsers is de blamage in Berlijn behalve reden tot leedvermaak, de stad is niet populair, ook een geruststelling. Zo bont als in de hoofdstad, kunnen de bestuurders in de eigen stad het niet maken.