Mark Rutte voerde deze week zijn laatste grote debat als premier met de Tweede Kamer. Dat wil zeggen: vermoedelijk. Want er zullen nog wel wat ‘laatste keren’ komen, zoals Rutte zelf opmerkte tegen de media. We zijn trouwens voorlopig niet echt van hem af. Pas over een kleine twee maanden zijn er verkiezingen. En in demissionaire staat zal dit kabinet ongetwijfeld nog een tijdje voortbestaan. Een nieuw formatierecord is in deze versplinterde politieke situatie niet uit te sluiten. Niettemin nadert het een einde van de premiersloopbaan van Rutte. Een goed moment voor een terugblik op de lange periode die hij in het Torentje zat.

Rutte trad in 2002 aan als staatssecretaris van Volkshuisvesting in het eerste kabinet-Balkenende. In het volgende kabinet werd hij (door het ontslag van staatssecretaris Annette Nijs) staatssecretaris van Onderwijs. Na een spannende strijd met Rita Verdonk, waarin het er aanvankelijk naar uitzag dat hij ging verliezen, mocht hij zich vanaf 2006 VVD-leider noemen. Pas in 2010 slaagde hij erin Kamerverkiezingen te winnen en bracht hij het tot premier. Hij was het eerste lid van zijn partij in het Torentje.

Rutte regeerde zowel met (extreem)rechts (CDA, gedoogpartner PVV) als met links (PvdA) en het midden (CDA, D66, ChristenUnie). Eén kabinet bracht het missionair tot de eindstreep: dat met de PvdA. Een ander (het middenkabinet Rutte III) slaagde daar bijna in.

Dat Rutte zowel met rechtse als met linkse partijen door één deur kon, duidt al op een zekere politieke lenigheid. Je kunt het ook opportunisme noemen. In ieder geval moest Rutte zich bij herhaling beroepen op een falend geheugen. De zinsnede ‘daar heb ik geen actieve herinnering aan’ zal waarschijnlijk in al zijn biografische overzichten terugkeren. Hopelijk heeft zijn opvolgster als partijleider – en naar verwachting ook als premier – Dilan Yeşilgöz een wat beter functionerend herinneringsvermogen.

Rutte was aanvankelijk zeer populair. Uit de score die hij bij de verkiezingen van 2012 wist te behalen (41 zetels, een record voor de VVD) blijkt dat. Later liep zijn faam wat terug. In 2017 haalden de liberalen 33 zetels, vier jaar later 34. Voor een eerste regeringspartij is dat niet heel veel. Inmiddels is ze volgens de polls tot beneden de 30 gezakt. Dat is historisch gezien weinig, maar de concurrentie is ook een stukje groter dan vroeger.

Welk land laat straks Rutte achter? Volgens zijn eigen zeggen een ‘gaaf land’, ook al is het nog niet af. Maar volgens zijn talrijke tegenstanders een puinhoop. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Kortom: ‘een gave puinhoop’.

Wat Rutte gaat doen als hij het Binnenhof definitief vaarwel heeft gezegd is onduidelijk. Zelf beweert hij dat hij het onderwijs in wil. Misschien is dat niet waar. Rutte heeft wel eerder dingen beweerd die niet waar waren. Maar tegen internationale topfuncties heeft hij tot dusver ook altijd ‘nee’ gezegd. Als hij eenmaal ambteloos burger is geworden zou dat kunnen veranderen.

Veel politieke tegenstanders hebben de afgelopen jaren geroepen (ja, gesmeekt) om het vertrek van de ‘aalgladde’ Rutte. Zouden ze opgelucht zijn als hij straks werkelijk zijn biezen pakt? We zullen het moeten afwachten.