Is VVD-politicus Johan Remkes voorstander van een bindend correctief referendum? Je zou denken van wel. In 2018 adviseerde een door hem geleide staatscommissie zo’n volksraadpleging in te stellen. Op dit moment zou er sprake zijn van een tweedeling in de maatschappij. Hoogopgeleiden zouden in meerderheid dik tevreden zijn met de bestaande politiek, maar laagopgeleiden niet. Zij voelen zich ‘niet gehoord’ in bestuurlijk Den Haag. Oplossing: voer een referendum in waarbij burgers de kans krijgen wetten waarmee ze het niet eens zijn terug te draaien. Deze ‘veiligheidsklep’ zou de representatieve democratie versterken. ‘De burger moet de mogelijkheid hebben zelf aan de noodrem te trekken.’ Aldus Remkes destijds.

Maar zijn commissie zei er nog iets bij. Namelijk dat een referendum alleen geldig moet zijn als een derde van alle Nederlandse stemgerechtigden een nee-stem uitbrengt. Dat zijn, in de huidige omstandigheden, meer dan vier miljoen kiezers. Daarmee moet worden voorkomen dat een handjevol burgers een wet ongedaan kan maken.

Een derde van de kiezers? Iedereen die de opkomst van de tot dusver in Nederland gehouden raadgevende referenda bestudeert, zal beseffen dat een dergelijk groot aantal maar zeer, zeer zelden haalbaar is. Dat betekent in feite dat correctieve referenda zo goed als nooit zullen plaatsvinden. Hoe zit het dan met die kloof tussen hoog- en laagopgeleiden? De commissie-Remkes had het daar bij de presentatie van haar advies in 2018 helemaal niet over. Je zou bijna concluderen dat ze in feite helemaal niet zo erg voor volksraadplegingen is en die ook niet dringend geboden acht.

Dat geldt in elk geval voor de partij van Remkes, de VVD. Die is tot dusver mordicus tegen iedere vorm van directe democratie. Ook in het CDA en de SGP ziet men het referendum niet zitten. Samen hebben deze partijen iets meer dan 50 zetels in de Tweede Kamer. Zij kunnen met zijn drieën tegenhouden dat het referendum er komt. Want om dat instrument in de wetgeving op te nemen is een wijziging van de grondwet noodzakelijk.

De kans dat de Kamer binnenkort een SP-voorstel aan de vereiste twee derde meerderheid helpt om een correctief referendum te kunnen invoeren, is dan ook klein. Temeer daar bij voorstanders van de volksraadpleging, zoals PvdA en GroenLinks, de twijfel ook heeft toegeslagen. Zelfs bij D66, de referendumpartij bij uitstek, schijnen sommigen zich achter de oren aan het krabben te zijn na de gang van zaken rond het Oekraïneverdrag.

Maar ook al zou de SP erin slagen het referendum erdoor te drukken, dan blijft het tamelijk onwaarschijnlijk dat er veel al aangenomen wetten dankzij de volkswil teruggedraaid zullen worden. Want de hoge opkomstdrempel zit ook in het SP-voorstel. Weliswaar is die partij daar niet zo’n voorstander van, maar zonder hoge opkomstdrempel zou een aantal van de vermoedelijke voorstemmers al helemaal niks voelen voor de introductie van een referendum.