Ik had lange tijd een zekere waardering voor Geert Wilders. Niet voor zijn opvattingen en oplossingen, maar hij was een van de weinige echte politieke dieren op het Binnenhof. Net als destijds zijn ideologische tegenvoeter Jan Marijnissen (SP) was hij in staat de politieke agenda te bepalen en te beheersen. Die waardering geldt net als bij pa Marijnissen alleen het politieke vakmanschap. Het is dus geen moreel oordeel.

Wilders en zijn PVV hebben/hadden ook een functie. Populisten hebben vaak een betere antenne dan gevestigde politici voor wat er onder grote delen van de bevolking leeft. Zij pikken onvrede en onbehagen beter op en geven daar stem aan. Voor oplossingen, het wezen van de politiek, ben je bij hen aan het verkeerde adres. Ik heb in al die jaren zelden een constructieve bijdrage uit Wilders mond vernomen. Dat zit niet in zijn pakket. Het gedogen van Rutte I werd een fiasco omdat Wilders weigerde zijn verantwoordelijkheid te nemen.

Door die signaalfunctie en als uitlaatklep voor breed gedeelde maatschappelijke onvrede, is een partij als de PVV niettemin belangrijk voor het reilen en zeilen van de politiek. Het Binnenhof is vaak een bubbel, –  de stolp heette dat vroeger -, waar het straatrumoer te weinig doordringt. Met de opkomst van eerst  PIm Fortuyn, vervolgens Wilders en sinds een paar jaar Thierry Baudet, wordt dat rumoer nu gehoord. Het is zelden tot nooit een prettig geluid, maar dat hoort bij een democratie. Politiek is strijd en daarbij kan en mag het er soms ruig aan toe gaan. In de polder met zijn gezapige compromis- en consensuscultuur was dat wennen.

Tot niet zo gek lang geleden vroeg men zich regelmatig af hoe je met populisten moet omgaan. Er waren grofweg twee opties: isoleren en inkapselen. Bij isoleren ging de partij in een permanente quarantaine. De populisten werden zoveel mogelijk genegeerd. Op zijn best waren ze een noodzakelijk kwaad, de bovengenoemde uitlaatklep. Maar ze mochten onder geen beding zelfs maar in de buurt komen van enige verantwoordelijkheid.

Bij optie 2, het inkapselen, had men de illusie dat door juist het geven van verantwoordelijkheid, het laten meebesturen, de giftanden konden worden getrokken. Wie zeggenschap krijgt, medeverantwoordelijk wordt, wordt meestal minder rabiaat. Ik geloof niet dat er nog veel mensen zijn die daarin geloven.

Die discussie is inmiddels achterhaald. Wilders zelf wil niet meer meedoen en zijn kompaan en concurrent Baudet is hopeloos verdwaald in wappie-land. Er is geen serieuze politicus die denkt dat je met dit soort populisten nog zaken kan doen. (Of dat mogelijk is met de gematigder lijkende types van JA 21, zullen we deze kabinetsperiode zien).

Over Baudet kunnen we kort zijn: als politicus liep hij nooit over van talent. Hij is nu de leider van een sekte, die, zoals elke sekte, steeds verder wegdrijft van de werkelijkheid. In het parlement heeft hij niets meer te zoeken. Het Binnenhof is hooguit het decor voor de boodschap aan zijn volgelingen.

Wilders is nog steeds een raspoliticus maar de afgelopen paar jaar komen steeds vaker zijn destructieve eigenschappen naar boven. Een populist is per definitie een provocateur. Hij leeft van het uitdagen, jennen en treiteren van de gevestigde orde. Aan nuances, zelfs niet in minimale dosering, doet hij niet. Hij draaft door, meestal,  en soms slaat hij door. Dat laatste gebeurt bij Wilders steeds vaker. Van ‘minder, minder Marokkanen’, tot ‘nepparlement’. En tijdens het debat over de regeringsverklaring de persoonlijke aanvallen op minister Dilan Yesilgöz (justitie), collega’s met een moslim achtergrond en Mark Rutte die ‘niet goed snik’ zou zijn.

In een debat is veel geoorloofd. Harde aanvallen zijn toegestaan, ook op de persoon, als hij of zij heeft gefaald of er te vaak een potje van heeft gemaakt. Maar in de kern gaat het altijd om de zaak en dat moet zo blijven. Verdachtmakingen, insinuaties en beledigingen hebben geen plaats in een serieus debat. Vooral als de beuk erin gaat, moeten de feiten gerespecteerd worden. Dat is een politicus niet alleen aan zijn tegenstander(s) verplicht maar ook, juist, aan zijn kiezers.

Dit elementaire beginsel lapt Wilders al tijden aan zijn laars. Hij heeft zich ontwikkeld tot een demagoog van het kaliber dat we in de polder zelden zijn tegengekomen. Als hij een eenmanspartijtje was, zou dat nog tot daar en toe zijn. Een goedgebekte clown met een zekere amusementswaarde, dat was het dan wel. Maar zijn PVV is de derde partij van het land met kiezers die hem door dik en dun steunen. Dat stelt hem in staat het politieke klimaat te verzieken en een toch al verdeelde samenleving verder te polariseren.

Je moet oppassen iemand een bedreiging voor de democratie te noemen. Wilders is geen Donald Trump of zelfs maar een Boris Johnson die er in het VK een puinhoop van maakt. Hij heeft geen macht en zal die ook niet krijgen. Tot een bestorming van het Binnenhof zal hij niet oproepen. Maar met zijn voortdurende verdachtmakingen en minachting voor de feiten tast hij de fundamenten van de democratie aan. Het is als betonrot. Het gaat langzaam, onttrekt zich aan het zicht en opeens verschijnen er scheuren.

Het risico dat de boel instort, is, denk ik, niet groot. Maar het politieke midden, met speciale verantwoordelijkheid voor de VVD, zal het populisme toch serieuzer moeten nemen dan Rutte nu doet. Wilders haalt zijn stemmen voornamelijk bij de verweesde, rechtse kiezers. Toen de VVD onder Hans Wiegel niet alleen in naam een volkspartij werd, bood ze onderdak aan ook deze burgers. Als de liberalen deze grote groep blijvend van zich vervreemden, kan Wilders, of een opvolger, met succes blijven stoken. Met alle gevolgen voor de democratie van dien.

Foto De vermoeide held gezien op digitalehofstad.nl