De Tweede Kamer komt vandaag voorlopig voor het laatst bijeen. Daarna gaat ze met reces, ofwel op vakantie. Maar liefst twee maanden blijft haar agenda dan leeg. En het is niet de enige periode waarin Kamerleden zich niet hoeven te melden. Naast het grote zomerreces is er ook een kerst-, voorjaars-, mei- en herfstreces. Kamerleden, die jaarlijks een vergoeding van 120.000 euro vangen, nemen het er dus van. Dat is althans de populistische visie op de gang van zaken.

Vraag je het de parlementariërs zelf dan hoor je, van links tot rechts, een heel ander verhaal. Kamerleden zijn helemaal geen zakkenvullers, die met vrijwel nietsdoen een uitermate bevredigend inkomen verwerven, luidt de verdediging. Een serieus te nemen Kamerlid maakt werkweken van 60, 70 uur, vaak nog meer.

Het klopt dat een officiële vergaderweek maar drie dagen duurt, maar een volksvertegenwoordiger heeft echt meer te doen dan alleen de debatten volgen. Hij/zij dient aanwezig te zijn bij fractievergaderingen, heel veel stukken te lezen en met vertegenwoordigers van de media contact te onderhouden. Daarnaast verwachten partijen dat Kamerleden partijbijeenkomsten bijwonen en spreekbeurten geven voor regionale afdelingen. De zomermaanden gebruikt een parlementariër om maatschappelijke stages te lopen en zich te verdiepen in kwesties die spelen in de samenleving. Eigenlijk is een Kamerlid nooit echt vrij.

Daar komt het enorme afbreukrisico nog bij. Een Kamerlid zetelt maar voor vier jaar, of korter als het kabinet eerder valt. Daarna is het afwachten of je naam weer op de kandidatenlijst verschijnt. Bij politieke partijen klinkt voortdurend de roep om verjonging en vernieuwing. Ooit gehoord van Albert de Vries, Anoushka Schut-Welkzijn of Sjoera Dikkers? Toch waren dat Kamerleden van regeringspartijen, echt nog niet zo lang geleden.

De naamsbekendheid van de meeste parlementariërs is niet zo groot. Vaak zijn ze hoogopgeleid en hadden ze voor ze in de politiek belandden een aardige carrière opgebouwd. Maar als ze eenmaal zijn afgedankt hebben velen van hen moeite weer aan de bak te komen. Er doen wel allerlei  verhalen de ronde over de ‘baantjescarrousel’ waarin leden van de ‘kartelpartijen’ elkaar de bal toespelen, maar die gelden hooguit voor een paar toppers. Het doorsnee ex-Kamerlid heeft weinig van zijn/haar partij te verwachten als er geen herverkiezing plaatsvindt. Niet voor niets bestaan er enkele gespecialiseerde bureautjes die zich bezighouden met het weer aan de slag helpen van voormalige politici.

Bijna krijg je medelijden met het modale Kamerlid. Keihard werken, zelden of nooit in de krant komen en na één regeerperiode vermoedelijk weer op de keien. De baan verdient op zich niet verkeerd, maar de meesten die hun naam op een verkiesbare plek op de kieslijst wisten te krijgen konden voor die tijd ook al een veer wegblazen. Je vraagt je af waarom iemand zo gek is het Kamerlidmaatschap te ambiëren.

Tomeloze ambitie ongetwijfeld. En de verwachting dat het in jouw geval heel anders zal aflopen dan in de meeste andere. Wat maar heel zelden uitkomt.