Mijn volkstuin grenst aan een kant aan de tuin van Klaas en aan de andere kant aan die van Bart. We kunnen het goed met elkaar vinden. Over de ligusterhaag heen hebben we al heel wat gesprekken gevoerd. Zo vertelde Klaas eens dat hij tijdens zijn werkzame leven tankstations bouwde. En inderdaad als ik zijn tuin bekijk, lijkt die wel wat op een veredeld tankstation. Veel tegelwerk, een stukkie gras, wat blommetjes en een solide tuinhuis. Alles pico bello in orde. Alleen de pomp zelf ontbreekt.

De tuin van Bart is het schoolvoorbeeld van een volkstuin. Bart heeft er zelfs prijzen mee gewonnen. Alles keurig netjes aangeharkt. Nergens een pluimpje onkruid. Bart is dan ook elke dag druk met zijn tuin. Hij praat met liefde over zijn gewassen. Laatst vertelde hij met tranen in zijn ogen dat zijn frambozenstruik was overleden. Bart is vroeger groenteman geweest. En ook dat zie je terug in zijn tuin. Hij verbouwt tuinbonen, aardbeien, spinazie, noem maar op…

Vergeleken met de tuinen van Klaas en Bart is mijn tuin wat rommelig. Mijn huisje staat bijvoorbeeld enigszins scheef. In het gras staan madeliefjes, paardenbloemen en pinksterbloemen. Tussen het kruipend zenegroen, boerenwormkruid en akelei staan vergeet-mij-nietjes, fluitenkruid en zuring. En tussen de sperziebonen, pompoenen en courgettes groeit smeerwortel, havikskruid en paarse dovenetel. Dat hoort daar natuurlijk niet.

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Smeerwortel

Smeerwortel

Wij hebben nog nooit een prijs gekregen en zullen die waarschijnlijk ook nooit krijgen. Ongetwijfeld komt dat omdat de leden van de schoonheidscommissie geen oog hebben voor de bijzondere planten in onze tuin: de gele dovenetel, de wede, het lievevrouwenbedstro, de tongvarens, de zwarte ooievaarsbek, de echte koekoeksbloem, de steenbreek, de stinkende gouwe… Omdat ze de aardhommels, de steenhommels, de waterjuffers, de gehakkelde aurelia’s niet zien vliegen. En omdat ze de krakeenden, de boomklevers, de pimpelmezen, de roodborsten, de staartmezen en de koolmezen niet horen.

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Tongvaren

Tongvaren

Laatst vertrouwde Bart me toe, dat hij bij de verkiezingen voor de provinciale staten op de BBB had gestemd. Hij was naar de ligusterhaag gelopen, die zijn tuin en die van mij van elkaar scheidt. En ook al was het koud, het zweet stond op zijn voorhoofd. Hij heeft de steel van een stuk gereedschap in zijn hand. Ik weet nog geen eens hoe zo’n ding heet. Het heeft scherpe messen, die in het rond draaien. Hij was er al de hele ochtend mee in de weer geweest.

‘Op de BBB, Bart?’
Hij knikt heftig. ‘Om ze te pesten’, zegt hij met pretoogjes.
‘Maar dat is toch niet goed voor de natuur?’
‘Jawel hoor, landbouw is ook natuur’, zegt hij en hij gaat weer aan het werk, steekt het apparaat in de grond, zodat de aardkluiten omhoog springen.

Elsloo

In gedachten blijf ik staan. Landbouw goed voor de natuur? Misschien is dat ooit het geval geweest, toen de biodiversiteit in Nederland op zijn grootst was en de veeteelt en akkerbouw kleinschalig. Maar nu is dat gekanteld. Mate van biodiversiteit en intensiviteit van landbouw zijn omgekeerd evenredig aan elkaar. Hoe is dat zo gekomen? En waar en wanneer is dat begonnen?

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Elsloo

Elsloo: Het Historiehuis van de Maavallei

Ik denk aan Elsloo, een rustig dorpje in de Maasvallei, waar ik laatst was. Het ligt in het zuiden van Limburg, niet ver van Maastricht. Er wonen amper 10.000 mensen. Ik denk aan de rustieke huizen, de klinkers in de straatweg en het majestueuze uitzicht over de Maasvallei. Toch zijn er nauwelijks toeristische voorzieningen. Het maakt Elsloo tot een oord, waar je je kunt wanen in vervlogen tijden zonder gestoord te worden door ratelende rolkoffers.

De eerste boeren

Ik denk aan het Historiehuis van de Maasvallei in Elsloo. Aan de expositie daar over de eerste boeren in Nederland. Aan het iets verder naar het zuiden gelegen dorpje Rijckholt, waar verscholen in het Savelsbos een vuursteenmijn ligt die 6000 jaar geleden in gebruik was.

Ik zie hoe hier zo’n 7000 jaar geleden de eerste boeren van Nederland neerstreken. Hoe ze uitgeput hier aankwamen. Ze kwamen helemaal uit de Vruchtbare Halvemaan, een streek in het Nabije Oosten, waar gewassen groeiden als eenkoorn, emmer, harde tarwe, gerst, erwt, linze, bittere wikke, kekererwt en vlas-lijnzaad. Tezamen de founder crops genoemd. Er leefden dieren als mouflon, bezoar-geit, wild zwijn en oerrund, de voorouders van ons vee.

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Oude granen

Oude granen

Oorspronkelijk waren het jagers-verzamelaars. Maar dat veranderde ruim 10.000 jaar geleden, toen de eerste akkerbouw en veeteelt begon. Waarom dat gebeurde is nog steeds een open vraag. Was het door de verandering in klimaat, door de groei van de bevolking, door nieuwe opvattingen? Hoe het ook zij, het werd er niet makkelijker op, want er moest hard gewerkt worden.

Bandkeramiek

Ik zie hoe vanuit de Vruchtbare Halvemaan de boeren zo’n 8800 jaar geleden via Anatolië Europa binnentrokken. Hoe het vanuit Griekenland noordwaarts ging tot aan de Donau en van daaruit westwaarts. Hoe hier 7500 jaar geleden in het westelijk deel van de Hongaarse Laagvlakte een nieuwe cultuur ontstond: de bandkeramiek, dat zo genoemd is vanwege de motieven op de aardewerk potten. Het zelfde aardewerk dat je nu kunt zien in het Historiehuis van de Maasvallei in Elsloo.

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Bandkeramiek

Bandkeramiek (Rijksmuseum voor oudheden)

Ik zie hoe rond 7000 jaar geleden de boeren met hun bandkeramiek potten Limburg binnentrokken. In hun kielzog waren grote delen van het Europese woud gekapt. Elsloo was een perfecte plek om zich te vestigen, namelijk, dicht bij een grote rivier (de Maas) en op grond die uitermate vruchtbaar was (löss). En ook hier werd het woud gekapt en geschikt gemaakt voor landbouw. Het moet een heidense klus geweest zijn met die eenvoudige vuurstenen bijlen.

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Migratie boeren

Bron: Scientific American

De bandkeramiekers zijn verdwenen. Hoe en waarom is een mysterie. Vermoed wordt dat de bandkeramiekers ten onder zijn gegaan aan onderlinge conflicten. Ze hebben elkaar de hersens in geslagen met die vuurstenen bijlen van ze. Andere culturen hebben hun plaats ingenomen, die op hun beurt de landbouw verder verbreid hebben.

Holland

Van het oorspronkelijk Europese woud is niet veel meer over. Ook in Nederland niet. Het woord Holland komt van Holtland of Houtland, zo genoemd omdat er ooit zo veel bossen waren. Nu is er nog 10 % aan bos. 54 % van ons landoppervlak wordt ingenomen door landbouwterrein. Er ‘lopen’ in ons land inmiddels 3,8 miljoen runderen rond, 11,3 miljoen varkens, 800.000 schapen en 488.600 geiten. En dan hebben we het nog niet over de kippen (98 miljoen).

Terwijl ik zo sta te dromen staat ineens Klaas, de man van de pompstationtuin, aan de ligusterhaag. ‘Zeg, moet je niet eens die twee bomen kappen?’, zegt hij. ‘Ze maken zo’n rotzooi in mijn tuin met al die naalden enzo.’
Bart is intussen drukdoende. De kluiten aarde schieten omhoog. Hoe heet zo’n apparaat nou toch? Een frees?

Op zoek naar de oerboer, André van Leijen, Verticulator

Geraadpleegde literatuur: Onze vroegste voorouders, de geschiedenis van Nederland in de steentijd door Leendert Louwe Kooijmans.

Lees ookhttps://dwarsliggers.net/alles-wat-u-altijd-nooit-wilde-weten-over-stikstof/