In de boekenbijlage van de NRC schreef Marco Kamphuis op vrijdag 21 april 2021: “…lezend dat er een nieuwe vertaling van Winnetou op stapel stond slaakte ik een indianenkreet…”. Ik kreet met hem mee.

Op 12 januari 1956 werd ik 12 jaar en kreeg voor mijn verjaardag het boek Winnetou, het opperhoofd der Apachen. De eerste bladzijde begon over een greenhorn. Ik begreep niet goed dat het over een beginneling ging en legde bijna het boek weg. De omslag met die prachtige indiaan met zijn veren hoofdtooi, met zijn speer en knots nodigden echter tot verder lezen. Het werd een van mijn lievelingsboeken met Old Shatterhand als mijn held.

In de nieuwe vertaling lees ik weer hoe Old Shatterhand met één slag tegen het hoofd zijn tegenstanders uitschakelt, hoe hij eigenhandig met een mes een beer doodt, hoe hij de grootste bizonstier die recht op hem afrent met een schot in elk oog velt, hoe hij Tangua, het opperhoofd van de vijandelijke Kiowa, met één schot beide knieën verbrijzelt.

In mijn verbeelding was ik net zo’n held als Old Shatterhand, in werkelijkheid een wat timide kind, dat vechtpartijtjes uit de weg ging en een straatje omliep, wanneer ik de pestkop uit de buurt in de verte zag lopen.

We waren op schoolreis. In de speeltuin stapte ik op de evenwichtsbalk. Jantje Haan, grote bek, driftkop, duwde mij eraf en stapte op de balk. Waar ik de moed vandaan haalde weet ik niet, maar ik gaf hem een zet terug. Schreeuwend kwam hij op mij af. Met Old Shatterhand in gedachten gaf ik hem met gebalde vuist een klap tegen zijn slaap. Hij viel, was een tiental seconden buiten westen, groggy stond hij op en liep weg. Mijn zelfvertrouwen had een flinke boost gekregen.