Toen Rusland op 24 februari de Oekraïne binnenviel, betekende dat het einde van 75 jaar vrede in Europa. We hadden de Balkan-oorlogen gehad in de jaren 90 van de vorige eeuw, en die waren gruwelijk, maar de Russische aanval is van een andere orde. Hier wilde een grootmacht, die ook nog een enorm kernwapenarsenaal heeft, een soeverein buurland vernietigen.

De reactie in het Westen was voorspelbaar: verontwaardiging en ook berusting. Men ging er van uit dat de oorlog binnen een paar dagen, hooguit een paar weken, voorbij zou zijn. Kiev moest wel het onderspit delven. De Russische overmacht was te groot.

Tegelijk was er het besef dat men deze oorlog niet kon accepteren zoals men eerdere Russische aanvallen op de Oekraïne had geaccepteerd. Dit ging veel verder dan de annexatie van de Krim en de bezetting van de Donbas in 2014. Het voortbestaan van de hele Oekraïne stond op het spel. En wie weet hoe ver Vladimir Poetin daarna nog wilde gaan.

Het Westen tuigde enorme sanctiepakketten tegen Moskou op. Men leverde op ongekende schaal wapens aan Kiev. Iedereen deed mee. Zelfs Duitsland dat zich meestal schuil houdt in de achterhoede. In Berlijn geldt de 24ste februari als een ‘Wendezeit’, een historisch keerpunt. Tientallen jaren hadden de Duitsers Rusland willen zien als partner en goede buur. Van die illusies nam men nu afscheid, zij het nog steeds niet van ganser harte.

Het Westen wist ook meteen wat het niet moest doen. Het moest niet daadwerkelijk betrokken raken bij de oorlog. Rusland is een kernmacht. Het risico van een atoomoorlog was, hoe onwaarschijnlijk ook, te groot.

Niettemin werd het Westen partij. Het vechten wordt overgelaten aan de Oekraïners, maar in alle andere opzichten is het Westen in oorlog met Moskou. Wat dat betreft heeft Poetin zonder meer een punt.

Aanvankelijk was men terughoudend. Maar toen bleek dat de Russen niet zoals verwacht de Oekraïne onder de voet liepen, werd de opstelling van het Westen steeds onwrikbaarder. Een week geleden benoemde de Amerikaanse minister van defensie, Lloyd Austin, onomwonden het doel van de westerse strategie. Rusland moest leeg bloeden. Of zoals Austin het uitdrukte, zo verzwakken dat Poetin of zijn opvolger(s) voortaan verdere avonturen uit het hoofd zouden laten. De Oekraïne moet het vuile werk opknappen maar het Westen zou Kiev militair en economisch blijven bijstaan. Tot Rusland verslagen en verdreven was.

Tot 24 februari zag men in het Westen het conflict met Moskou nog als een nieuwe versie van de Koude Oorlog. Net als in de eerste was men voorbereid op spanningen en crises. Maar vrijwel niemand hield er rekening mee dat de nieuwe Koude Oorlog alsnog zou ontbranden. Alleen in landen als Polen en de Baltische staten rook men lont. Maar hun waarschuwingen werden als alarmistisch weggewuifd.

Dat we in een niet formeel verklaarde oorlog zijn met Rusland, blijkt niet alleen de sancties, de wapenleveranties en het strategische doel zoals dat nu door Austin is geformuleerd.

De oorlog tussen de Oekraïne en het Westen met Rusland is meer dan een geopolitiek conflict. Het wordt voorgesteld als een ideologische strijd, een botsing tussen waarden. Dat is steevast een variatie op de tegenstelling tussen goed en kwaad. In dit geval tussen democraten en autocraten. Met de Oekraïense president Volodymyr Zelensky als belichaming van het goede en Poetin van het kwaad.

Het is een verschrikkelijke cliché maar daarom niet minder waar. Een oorlog wordt gewonnen of verloren aan het thuisfront. Nu zult u misschien zeggen, is het niet een tikje overdreven om ons deel van Europa een front te noemen? Het leven gaat hier vrij rimpelloos zijn gang. Grote offers hebben we, afgezien van de hoge energie en voedselprijzen, nog niet hoeven brengen. Onlusten over de opvang van Oekraïense vluchtelingen zijn anders dan met de Syriërs in 2015/16 vooralsnog uitgebleven. Ze kunnen nog steeds rekenen op een opmerkelijk warm welkom.

Hoe lang die rust aan het thuisfront blijft, is afhankelijk van hoe lang de oorlog gaat duren. En als die lang duurt, is de kans groot dat er echt offers gebracht moeten worden. Als Poetin doet, wat elke regeringsleider vreest, n.l. het dicht draaien van de gaskraan, wordt het hachelijk. Bedrijven zullen moeten sluiten, de werkloosheid zal oplopen, de sociaal zwakkeren zullen niet weten hoe ze rond moeten komen. Dat is de voedingsbodem waarop populisten van links en rechts gedijen.

Bij de Franse presidentsverkiezingen hebben we kunnen zien waartoe dat leidt. Marine Le Pen voerde campagne met de gestegen kosten van het levensonderhoud als belangrijkste thema. Met succes: ze haalde ruim 40 procent van de stemmen. Dit is nog maar een voorproefje van wanneer de economie daadwerkelijk omslaat in een recessie of, nog erger, depressie.

De laatste weken hoor je met enige regelmaat dat regeringsleiders hun bevolking veel actiever moeten voorbereiden op een dergelijke ontwikkeling. Minister-president Mark Rutte heeft al gewaarschuwd dat ‘we een stapje terug zullen moeten doen’ en dat ‘we erop achteruit zullen gaan’. Maar de urgentie ontbreekt nog. Dat is aan de ene kant begrijpelijk, de corona-ellende is net voorbij en dan is het lastig om weer met jobstijdingen te moeten komen. Maar dat ontslaat hem en zijn collega’s niet van hun verantwoordelijkheid.

Er zijn economen die nog een stap verder willen gaan. We moeten ons volgens hen voorbereiden op een ‘oorlogseconomie’. Dat is misschien te zwaar aangezet, maar maakt wel duidelijk waar we staan. In een oorlog met Rusland.