In 1977 werd de burger opgeroepen de minister-president te kiezen. Joop den Uyl, toenmalig PvdA-premier, boekte een ongekende overwinning. Zijn partij won 10 zetels, kwam uit op 54 en niets leek een prolongatie van zijn premierschap in de weg te staan. Het liep anders, de PvdA verloor de formatie, maar dat is een verhaal voor een andere keer.

Den Uyl en zijn campagnestaf maakten school. De campagne was volledig toegesneden op zijn persoon. Helemaal origineel waren ze niet. Ze hadden goed gekeken hoe het in het buitenland, met name de VS en het VK, ging. Maar in de polder liepen de sociaaldemocraten voorop. Later volgde het CDA met ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’  (1986) en sindsdien was er geen houden meer aan. Elke partij probeerde de aandacht van de kiezer naar de leider te trekken. Hij moest zijn partij, intussen een product op de politieke markt, zien te verkopen..

Dat begon met de culturele revolutie van de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. De polder was als een dolle aan het emanciperen geslagen. Tientallen jaren verzuiling werden in een klap weggevaagd. De burger maakte zich los van zijn traditionele milieu, inclusief de bijbehorende partijen, vakbonden,  sport- en omroepverenigingen en ging als kiezer ‘zweven’. De bedompte nestgeur dreef de opengegooide vensters uit.

In dat klimaat werd het persoonlijke opeens politiek. En dat zag je terug in de stijl van de politiek. Alle ballen gingen op de partijleider. Als hij succes had, dwz verkiezingen won, mocht hij blijven. Bij een nederlaag waren zijn dagen vrijwel zeker geteld. Slechts een enkeling kreeg een tweede kans, meestal omdat een geschiktere opvolger niet voorhanden was.

We zijn inmiddels zover dat sommige partijen het privé-bezit zijn van hun leiders. De PVV is van Geert Wilders, Forum voor Democratie (FvD) bestaat niet zonder Thierry Baudet en de SP is in handen van de familie Marijnissen. Bij  eenpitters als Bij1, de BoerBurgerBeweging, Pieter Omtzigt en wat er verder in de marge rond krabbelt, kan het per definitie niet anders. De leider is de partij.

Maar ook de gevestigde partijen zijn steeds afhankelijker geworden van de leider. Je kunt het beste programma van de wereld hebben, als je het met Lilianne Ploumen (PvdA) aan de man moet brengen, is succes uitgesloten. (Dat ligt niet alleen aan mevrouw Ploumen. Het is vooral een gebrek aan talent in een partij waarvan de kweekvijvers ooit overliepen. In betere tijden was ze zelfs niet in de buurt van het leiderschap gekomen.)

Als de politiek leider de doorslaggevende factor is, moet hij beschikken over een alles bepalende eigenschap: charisma. Charisma is een vrijwel ondefinieerbare kwaliteit. Maar een kenmerk is dat een charismatisch leider weet ook kiezers aan te spreken buiten de eigen partij. Als hij buitengewoon charismatisch is, weet hij ook de kloof tussen links en rechts te overbruggen. Maar meestal haalt hij kiezers weg bij concurrenten aan zijn kant van de streep. Mark Rutte zal wel CDA-kiezers tot de overstap kunnen bewegen, maar geen aanhangers van GroenLinks.

Kan een charismatische leider een partij van de ondergang redden? En is hij in staat een nieuwe partij of een fusie van tussen partijen tot een succes te maken?

De PvdA en het CDA kampen met zulke grote structurele problemen dat ze niet te redden zijn. Beide zijn voormalige emancipatiepartijen die hun natuurlijke achterban, arbeiders bij de PvdA, kerkgangers bij het CDA, tijdens dat proces zijn verloren. Dat is de misschien jammer maar wel de logische uitkomst van de emancipatie. Daarna slaagden PvdA en CDA  er ondanks hardnekkige pogingen niet in zich met blijvend succes te vernieuwen. Dan staat ook de meest aansprekende leider voor een onmogelijke opgave. Hij kan de ondergang hooguit vertragen en uitstellen. Soms is hij goed voor een eenmalige opleving, zoals Diederik Samsom voor de PvdA in 2012. Maar het is zelden meer dan een strovuur.

D66 dankt zijn opkomst aan de toenmalige leider Hans van Mierlo. Van Mierlo was zo charismatisch dat sommigen in hem de Kennedy van de lage landen zagen. Anderen, ook of misschien juist in de eigen partij, vonden hem een charismatische windbuil. Voor het taaie handwerk, het boren in hard hout zoals de Duitse geleerde Max Weber (ook de uitvinder van het begrip charisma) dat 100 jaar geleden noemde,  was hij niet in de wieg gelegd. Dat D66 nog steeds, zij het met wisselend succes op het Binnenhof present is, is voornamelijk aan anderen te danken.

Als PvdA en GroenLinks ooit fuseren, hebben ze alleen kans met een charismatische leider. Al die programmatische overlappingen waar men zo hoog van opgeeft, zijn van ondergeschikt belang. En met het huidige personeelsbestand is succes een illusie. Jesse Klaver (GroenLinks) was vijf jaar geleden even de ‘Jessias’  maar is sindsdien afgezakt tot figurant. Bij de PvdA wisselt de leider per seizoen en de huidige, Attje Kuiken, weet of zou moeten weten dat ze niet meer dan een overgangsfiguur is. De gedachten gaan dan automatisch uit naar oudgediende coryfeeën als Frans Timmermans en Ahmed Aboutaleb. Normaal gesproken zijn ze er ijdel genoeg voor. Maar riante banen in Rotterdam en Brussel opgeven voor een onzeker avontuur met groot afbreukrisico, is vermoedelijk te veel gevraagd.

Als een partij de persoonlijke kiesvereniging wordt van een leider, legt ze haar lot in zijn handen. De VVD is na 16 jaar Mark Rutte, waarvan 12 jaar als regeringsleider, de Mark Rutte Partij, MRP, geworden. In de MRP danst iedereen op de choreografie van de leider. Het interne debat is, voorzover het al aanwezig was, verstomd. Opvolgers zijn na het vertrek van Edith Schippers en Klaas Dijkhoff niet aan de horizon. Maar er komt onherroepelijk een moment dat Rutte al dan niet gedwongen opstapt en dan moet de MRP weer de VVD zien te worden. Met een andere leider, eigen ideeën en een debat over de koers. Dat zal niet makkelijk worden. Alles te lang ophangen aan een leider is uiteindelijk altijd een zwaktebod.