Als de voortekenen niet bedriegen moeten we ons opmaken voor een crisis van de buitencategorie. Een dergelijke mokerslag is meestal een opeenstapeling van andere, op eigen kracht al ernstige crises. Inflatie, koopkracht, energie, woningnood, asiel, stikstof en mogelijk sociale onrust met boze boeren en stakende werknemers, de gevreesde ‘hete herfst’. En op de achtergrond speelt de oorlog in de Oekraïne die misschien de beslissende fase ingaat.

Een paar van de samenstellende crises, asiel, woningnood en stikstof, is huisgemaakt. Ze stellen Rutte IV al voor bijna onoverkomelijke problemen. Tegen de inflatie, energieschaarste en het koopkrachtverlies staat het kabinet vrijwel machteloos. Die komen voor rekening van de pandemie en vooral Vladimir Poetin. De ergste ellende dempen volgens het beginsel van de sterkste schouders, meer kan de regering niet doen. De aangekondigde steun zal voor grote grote groepen desondanks onvoldoende zijn om zonder ontberingen de winter door te komen.

In een dreigende noodstoestand is het de taak van de regering om, naast de concrete maatregelen, het moreel van de bevolking op peil te houden.  Het aangewezen instrument daartoe is de Grote Toespraak.

Iedereen met een beetje fantasie kan bedenken waar zo’n rede uit moet bestaan. Ze moet een realistische analyse van de toestand geven, aan de bevolking moeten offers worden gevraagd en ze moet perspectief bieden. Het is een tekst waar een beetje speechwriter zijn hand niet voor omdraait. De beste zijn in staat om zinnen voort te brengen die in het collectieve geheugen gegrift blijven.

Het hoeft niet eens van Churchillliaanse pathos en allure te zijn. Tijdens de eerste oliecrisis  van de jaren 70 en 80 zei toenmalig premier Joop den Uyl (PvdA) in een tv-toespraak in 1973, dat ‘we er ons op moeten instellen dat de tijd van voor de oliecrisis niet meer terug komt’. In de wandeling werd dat: ‘die tijd komt nooit meer terug’. Dat is ongeveer de maat van het retorische vernuft in onze polder. Maar van de woorden van Den Uyl ging vertrouwen uit.

Minstens zo belangrijk als de woorden zijn de spreker, de enscenering en de timing. De spreker dient een persoon van groot, algemeen erkend gezag te zijn. Idealiter is dat het staatshoofd. En hier beginnen bij ons de problemen. Het zou mooi zijn als de koning het zou kunnen. Prinsjesdag volgende week, wanneer hij de Troonrede oplepelt en de aandacht van de natie heeft, zou de uitgelezen gelegenheid zijn geweest.

Helaas, hij is een schertsfiguur, een lichtgewicht zonder enige diepgang en dus zonder enig gezag. Een huis-tuin-en-keuken-Troonrede gaat nog net. Een Grote Toespraak is hem vele maten te groot. Dat zit kennelijk in de familie. Zijn grootmoeder, koningin Juliana, moest ook van serieuze onderwerpen en het spreekgestoelte worden weggehouden.

Wanneer het staatshoofd afvalt, is het houden van een Grote Toespraak de opdracht van de regeringsleider. Hier doemt een nieuw probleem op. Minister-president Mark Rutte kan het. Dat heeft hij met zijn toespraak uit het Torentje van Thorbecke, – kon als enscenering niet beter -, bij het begin van de coronacrisis bewezen. Zelfs lieden die bij het horen van zijn stem en het zien van zijn hoofd doorgaans acuut last kregen van maagzuur erkenden dat hij ‘boven zichzelf was uitgestegen’. Hier en daar viel zelfs het woord staatsman. Zoals verwacht duurde dat niet lang en spoot het azijn weer als vanouds uit de pen. Maar de bevolking had, even, het gevoel dat ze in goede handen was.

Rutte heeft sindsdien zoveel imago-schade geleden en vertrouwen verloren dat hij fors aan gezag heeft ingeboet. De tekst zal nog wel lukken maar het effect zal veel minder zijn dan van het eerste Torentje-optreden. Toch, alleen al door zijn functie is hij de enige die het kan en dus moet doen.

Een vriend zei deze zomer dat Rutte de zaak teveel op zijn beloop liet. De contouren van de crisis waren toen al duidelijk en Rutte moest volgens hem het volk voorbereiden. Mij leek dat te vroeg. Afgezien van de dringende, lopende zaken kwam de bevolking net op adem na twee jaar corona met zijn lockdowns en mentale uitputting. De mensen snakten er naar om, zoals de reclamejongens zeggen, eindelijk weer eens ‘het leven te vieren’. Op vakantie te gaan en op het terras te zitten. Een volgende jobstijding zouden ze naar alle waarschijnlijheid genegeerd hebben. Het nationale hoofd stond, en staat?, er nog niet naar.

De situatie is inmiddels ingrijpend veranderd. De verreweg belangrijkste verandering voltrekt zich aan het Oekraïense oostfront. Het Oekraïense leger heeft de Russische troepen uit bezette gebieden verdreven. Met alle slagen om de arm en waarschuwend voor euforie houden deskundigen rekening met een keerpunt in de oorlog. Niemand weet natuurlijk wat de ’taktische hergroepering’ in Moskou te weeg brengt. Er schijnt gemor over Poetins leiderschap te zijn, maar hoe serieus dat is onttrekt zich aan onze waarneming. Een Kremlin-coup lijkt nog steeds meer dan onwaarschijnlijk.

Juist dan kan de crimineel in het Kremlin gevaarlijker worden dan ooit. In Duitsland is men bang dat hij tactische kernwapens, bedoeld voor op het slagveld, inzet. In de VS en het VK achten experts dat niet aanmemelijk maar uitsluiten durft niemand het. Waarschijnlijker is dat Poetin de economische oorlog tegen het Westen verder opvoert met als belangrijkste doel de maatschappelijke ontwrichting, inclusief grootschalige sociale onrust, in Duitsland. En als dat gebeurt, houden we het hier en in de rest van Europa evenmin droog.

Kortom, Rutte, het wordt de hoogste tijd voor een nieuwe Grote Toespraak.