Celina, Antonin Cee

Celina in haar favoriete plek in ChiangMai

Erg vrolijk gaat het er niet aan toe op deze aarde. En in mijn privéleven al helemaal niet. Na een reis van een week of zes door Europa kreeg ik de grootste tragedie uit mijn hele lang-zal-hij-leven voor mijn kiezen. Knarsend kwam het tot stilstand. Voor altijd vastgelopen in grenzeloze smart. Nooit meer zou het nog op gang komen.

Zo leek het tijdens die eerste zombiaanse weken waar nu in mijn geheugen niet veel meer van over is. Ik wist amper nog dat ik bestond. Van de ene hallucinatie in de andere vallend sleepte ik me door de dagen. Slapen deed ik nauwelijks en als ik even indommelde stond ze haarscherp voor me. Papa, papa, waar ben je…

Buiten een flauw soepje met een korstje brood kreeg ik niets meer door mijn keel. Ik was uit mijn eigen ego gevallen, dat geen enkele betrokkenheid met de wereld meer kon produceren.

Ik teerde alleen nog maar op aan geklonterde herinneringen. Aan al die dingen die we samengedaan hadden. Een verschrikkelijke blubber was het in mijn hoofd. In het inktzwarte miasma dat eruit opsteeg kwam ze aanzetten in haar bordeauxrode jas en witte gympen omgeven door al dat zwart.

Mijn dochter, zielsverwante, reispartner, mijn levensbloed, mijn engel, sereen en onwerkelijk.

Vanuit Nederland stuurde mijn vriend de dichter Stasio Komar me een mail. Die gaf precies het gevoel weer op de spaarzame momenten dat ik me met een laatste restje levenslust afvroeg, hoe ik nou verder moest.

De hardste steen breekt, wordt stof, meegevoerd door water en lucht. Wat kun je? Waar mag je schuilen? In dat deel van jou dat over is? In alles wat je voor haar deed en met haar deelde?

In jouw wezen, daar waar je de weg nog kunt vinden? In de stand van de zon, de anderen, zoveel anderen die hetzelfde meemaken?
Wachten op het eerste signaal dat troost aankondigt en dat je kan doen aarden? Overgave aan wat te groot is om te bevatten?

Ondertussen zaten al die landschappen en steden uit Europa nog in mijn hoofd, Al die plekken die we zwervend door Nederland, België, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Spanje en Portugal hadden aangedaan.

Zij net 21 en bruisend van levenslust en nieuwsgierig te zien hoe het er in verschillende landen aan toe gaat. De gelukkigste mensen ter wereld waren we, levend in de verrukking van het ontdekken en onderweg zijn.

In Thailand zag ze het levenslicht en ze groeide er ook in op. Een pracht van een mesties met twee culturen in haar aderen. Nadat het met haar moeder niet meer ging, had ik haar als alleenstaande vader ruim twaalf jaar onder mijn hoede.

Thuis spraken we Nederlands, maar als het zo uitkwam ook Thais. Maar soms ook Engels of Frans. In verloren uurtjes bracht ik haar wat Bahasa bij en later leerden we samen Spaans.

Wat hebben niet afgereisd…Een goed team waren we met een gedeelde belangstelling voor wat de wereld zoal te bieden heeft aan cultuur en gedachtegoed. Zeker toen ze wat ouder was geworden en Franse letteren ging studeren aan de Universiteit van Chiang Mai.

Ik zie het allemaal weer voor me. Hoe gefascineerd ze was door de gebrandschilderde ramen van de gotische kerken die we bezochten. Hoe opgewonden ze was toen we in Andorra in een sneeuwbui terecht kwamen, die het land omtoverde tot een sprookje voor onder de kerstboom.

In Parijs stond ze erop in haar eentje langs de Seine te gaan flaneren, waarschijnlijk om zichzelf te bewijzen dat ze vrouws genoeg was die grootstad alleen aan te kunnen. Terwijl ik me met een oude vriendin die ik in geen jaren gezien had, neerzette in de Jardin des Tuileries. Om af te dalen in gedeelde herinneringen en de balans van het heden op te maken.

Bij Gibraltar turend naar het Afrikaanse continent aan de overkant dat lag te kraken in alles onthullend mediterraan licht, werd ze plotseling heel stil. Tot tranen toe bewogen was ze en het is een ontroering die blijft nabranden in mijn herinnering.

Ze kon ontzettend geraakt worden door de schoonheid van een landschap, net als ikzelf trouwens. Welke vader vindt het niet verrukkelijk in zijn kind tendensen van hemzelf waar te nemen?

Ach, al die prachtige en tegelijkertijd smartelijke reminiscenties, die door mijn gemoed blijven dwarrelen. Op sommige momenten brengt het me tot wanhoop. Onmogelijk dat ze er niet meer is. Dat kan niet, dat mag niet, geen enkele god kan dit toestaan., het moet een boze droom zijn die op me geklommen is. Maar ik ben er niet uit wakker geworden.

China, zo noemde ik haar. In Coimbra zou ik tijdens een toevallige ontmoeting met een Schotse horen dat dit-hoewel anders geschreven-een Keltische naam is. Lang heeft ze die naam niet meer gedragen.

Want twee dagen na terugkomst in Thailand botste ze ’s nachts met haar scooter frontaal op een onbuigzaam verkeersbord. Op nauwelijks een kilometer van ons huis. Urenlang heb ik gezeten op de plek waar het plaatsvond. Had nog even volgehouden, nog maar heel even en dan zou je thuisgekomen zijn…Dagenlang martelde ik mezelf ermee.

Hoe het heeft kunnen gebeuren op een recht stuk weg weet ik niet en ik zal het nooit weten. Maar ze was waarschijnlijk op slag dood. Het werd me zonder enige inleiding of plichtplegingen telefonisch verteld door de politie.

Mijn leven brak in duizend stukken uiteen, mijn hart verpulverde, loste volkomen op in het salpeter van een ondragelijke pijn. Niets deed er nog wat toe, mijn eigen leven al helemaal niet. Uit deze afgrond zou ik niet meer opklauteren naar het licht en dat hoefde ook niet meer. Want wat was daarin nog te ontwaren nu zij er niet meer was?

Van die drie dagen rituelen in een Boeddhistische tempel, heb ik nauwelijks nog weet. Haar medestudenten en docenten, vrienden en kennissen en mensen uit ons dorp, er was heel wat volk. Met een dichtgeknepen keel sprak ik ze toe, bedankte plichtsgetrouw voor al dat medeleven.

Soms kon ik niet anders dan mijn tranen de vrije loop laten. Ik herinner me nog dat er een Thaise vrouw naar me toe kwam met een huwelijksaanzoek. Misschien wel omdat ze zo met me te doen had. Of god weet waarom.

Drie dagen van preken en sutra’s reciteren altijd eindigend met , sathu, sathu, sathu. Een woord, dat de wens tot karmische verdienste tot uitdrukking brengt en me voor altijd zal deprimeren. Daarna volgde de crematie en kreeg ik de haar overblijfselen in een witte lap mee naar huis

Maar daar was het niet te harden. Ik zonk er weg in een uitzichtloze leegte. Uit alle hoeken en gaten sprong ze op me af. Alles voerde naar haar. Vooral haar piano, waarop ze soms een stukje zat te spelen, terwijl ik een schrijfseltje zat te tikken. Onmogelijk daar te blijven.

In een opwelling besloot ik op retraite te gaan op een Thais eiland in de buurt van Cambodja. Het zou me ook de gelegenheid geven om daar haar as in zee te verstrooien. En nu na twee maanden ben ik daar nog steeds.

Maar mentaal bereid ik me voor op terugkeer naar huis, waar ik het zonder haar lichtgevende aanwezigheid moet zien te stellen. Gisteren nam ik afscheid van de baai, waarin ik het laatste dat van haar restte, aan zee toevertrouwde.

Al de tijd dat ik hier verbleef ging ik er dagelijks heen . Om me over te geven aan dat niet te doorgronden mysterie van de eeuwigheid, waarin ze nu is opgenomen.

Een lot wat eenieder beschoren is, wat waarschijnlijk de drijvende kracht is achter elke metafysische speculatie. Onze eigen tijdelijkheid en tegelijkertijd dat niet uit te bannen besef van het eeuwige. Zit ook dat laatste op de een of andere geheimzinnige manier dan toch in ons?