De Green Deal is het levenswerk van Frans Timmermans. In 2030 moet Europa de co-2 uitstoot met 55 procent hebben teruggedrongen en in 2050 moet Europa het ‘eerste klimaatneutrale continent’ zijn. Daarmee zou Europa koploper in de wereld zijn, aldus ‘Brussel’. Dat is kennelijk iets waarop we trots moeten zijn. Het gidsland-complex kent geen grenzen.

Je kunt van Timmermans veel zeggen. Hij is ontembaar ijdel, behept met een gigantisch ego en onaangenaam in de omgang. Zijn profetenpathos werkt een gewoon mens gauw op de zenuwen. Maar de eurocommissaris is wel een man die dingen in beweging kan zetten. Als iemand de planeet en haar bewoners, althans het Europese deel, kan redden, is het Frans Timmermans. Daar is hijzelf ook heilig van overtuigd. Uiteraard.

Nu dreigt zijn natuurbeschermingswet, kernstuk van de Green Deal, in het Europarlement te stranden. Het verzet tegen de ‘groene golf’ groeit, binnen en buiten het parlement. Zelfs in de Europese commissie, waar Timmermans als sterke man geldt, wordt de neiging sterker om een tandje terug te schakelen. Als het plan redelijk ongeschonden uit de Europese mangel komt, kan Timmermans niet alleen opgelucht adem halen. Hij is ook weer een stap dichter bij zijn andere grote doel, staatsmanschap. Timmermans wil graag een historische figuur zijn.

Nu heb je met grootse plannen en visies altijd een minstens net zo groot probleem. Je moet de mensen meekrijgen. Ze moeten ervan overtuigd worden dat die plannen van levensbelang zijn. Dat zonder dat grote, toekomst wijzende project, de wereld naar de verdoemenis gaat. En dat jij en je medestanders de weg kennen. Dat vraagt heel veel van burgers die doorgaans niet dol zijn op ingrijpende veranderingen, laat staan een revolutie. Ook al is die nog zo groen.

Het is de vermoedelijk oudste wet in de democratische politiek. Als je geen draagvlak weet te creëren, is het project gedoemd te mislukken. Het is zo elementair, zo vanzelfsprekend dat elke beetje politicus het meteen erkent. Er wordt routineus lippendienst aan bewezen. En toch staat het draagvlak te vaak achter in de rij.

Misschien beseft het merendeel van de bevolking dat ‘er iets gedaan’ moet worden aan de klimaatverandering. Die burgers kijken tv en zien droogte en overstromingen voorbij komen. Voornamelijk in het buitenland en als dat bovendien ver weg is, ver van het eigen bed en de zomerse vakantiebestemming, blijft de impact beperkt. Het is geen aansporing om opeens klimaatactivist te worden. Dat laten ze over aan actrices en andere BN-ers die naast het najagen van roem en poen op zoek zijn naar een nieuwe levensvervulling.

De cruciale vraag is dus: hoe krijg je die mensen mee. Niet door het van boven, bureaucratisch, dwingend op te leggen. Dan gaat onherroepelijk de kont tegen de krib. Het succes van de BoerBurgerBeweging van Caroline van der Plas is niet alleen te danken aan de recalcitrante boeren. De burger wil niet voorgeschreven krijgen hoe hij moet leven, wat hij wel en niet mag van ‘de elite’. Dat is niet alleen een probleem van ons in de polder. Duitsland is nog veel meer dan wij het ‘Groene Gidsland’. En ook daar weigeren steeds meer mensen steeds vaker in de groene ganzenpas te lopen. Bij de verkiezingen in Berlijn en Bremen behoorden de Groenen onlangs tot de verliezers. In Bremen werd het zelfs een fiasco.

Er zijn diverse theorieën die die onverschilligheid en, steeds vaker, afkeer proberen te verklaren. Het meest hoor je dat de burger het vertrouwen in de politiek heeft verloren. Dat gaat zeker op voor de slachtoffers van de toeslagen- en de Groningse aardgas-schandalen. Bij de medeburgers versterkt dat weer het imago van de kille onbetrouwbare overheid. Daaraan gekoppeld is bij links de modieuze verkettering van het neoliberalisme. Die combinatie, de kille onbetrouwbare staat en het ontmenselijkte, harteloze kapitalisme, wordt gepersonifieerd door de minister-president en zijn zoveelste kabinet. Of het klopt doet er niet eens toe. Het gaat vooral om de beeldvorming.

En dan hebben we nog de EU. ‘Brussel’ heeft misschien minder te kampen met bovengenoemde problemen, maar dat komt vooral door zijn eigen specifieke probleem. Het zit afgeschut in zijn bureaucratische bubbel. Het lijdt aan een klaarblijkelijk niet te overwinnen democratisch deficit. De burger haalt bij Brussel meestal zijn schouders op, voor de Europese verkiezingen gaat hij niet naar de stembus. Door en in Brussel voelt hij zich niet vertegenwoordigd. En als hij het gevoel krijgt dat ‘hullie daar’ hem dingen door de strot willen wurgen, gaat hij automatisch in de contramine.

Die weerstand dringt, soms met vertraging, door in de Haagse en Brusselse binnenwereldjes. In feite weten ze er geen raad mee. De burger en zijn zorgen moeten serieus worden genomen. Dat signaal komt op den duur wel over. Maar hoe? De speelruimte is beperkt, door internationale verdagen en steeds vaker rechterlijke uitspraken. Mark Rutte is er de man niet naar, maar eigenlijk zou hij met de handen in het haar moeten zitten.

Wat je niet moet doen lijkt makkelijker. Niet overhaasten, niet krampachtig vasthouden aan deadlines waarvan de haalbaarheid niet doorslaggevend is. Niet preken over de dreigende wereldondergang en denken dat je met apocalyptische retoriek, ‘vijf over twaalf’, ‘snelweg naar de hel’, de burger tot actie aanzet. Het effect is eerder averechts.

Wat dan wel? Om te beginnen: overal in elke officiële en niet-officiële ruimte, aan elke muur, in grote vette letters zodat iedereen het wel moet zien, deze tekst ophangen: Het gaat om het draagvlak, jongens!!! Misschien, heel misschien lukt het dan nog, Frans.