De Amerikanen hebben afgelopen zaterdag eindelijk gedaan wat ze moesten doen. Het Huis van Afgevaardigden stemde in met het hulppakket voor Oekraïne. Dat pakket lag maanden te marineren in de kwade sappen van de Amerikaanse binnenlandse politiek. Een aantal extremistische Republikeinen dacht Donald Trump een plezier te doen door de steun, 60 miljard dollar, tegen te houden. Maar de Baas maakte uiteindelijk geen bezwaar. Hij heeft momenteel andere problemen, een rechtszaak in New York, aan zijn hoofd.

Het pakket met ook steun voor Israel, Taiwan en een mogelijk TikTok-verbod (dat leest u goed) gaat nu naar de Senaat. Daar worden geen problemen verwacht, zodat president Joe Biden meteen zijn handtekening kan zetten. Vervolgens kunnen de wapens met spoed richting Kiev.

Aan het front eist het munitietekort een steeds zwaardere tol. Het Russische overwicht is momenteel overweldigend. Terwijl de Oekraïense troepen een granaat kunnen afvuren, hebben de Russen er 7 tot 10 keer zoveel in hun arsenaal. En dat overwicht zullen de Russen in terreinwinst om willen zetten bij hun te verwachten zomeroffensief. Kiev moet hopen dat het nieuwe Amerikaanse materieel tijdig inzetbaar is om dat offensief af te kunnen slaan. Zo niet, dan gaat het er nog somberder uitzien.

Intussen zijn de Russen drukdoende vanuit de lucht Oekraïense energiecentrales en andere infrastructuur te vernietigen. Zwermen dronen en raketten richten dagelijks enorme verwoestingen aan in met name de steden dicht aan het front. De Oekraïense luchtafweer weet de meeste nog steeds af te schieten, maar kan niet alles meer beschermen. Vandaar de pleidooien, bijna smeekbedes, om meer Patriots en soortgelijke systemen te leveren.

NAVO-chef Jens Stoltenberg heeft de noodkreet met urgentie doorgeleid naar de Europese bondgenoten. In de Oekraïne zijn die wapens letterlijk van levensbelang, in het Westen staan ze te verstoffen in de opslag, zoals de Oekraïense president Volodymyr Zelensky zei. De boodschap lijkt te zijn aangekomen. Duitsland stuurt een Patriot-systeem. Maar er zijn er meer nodig om de Russen de doorgang in het Oekraïense luchtruim te verhinderen.

Op aandringen van Stoltenberg gaat elke Europese lidstaat nu ‘kijken wat ze kan doen’. Het is een gezamenlijk project waaraan ook Den Haag deelneemt. Momenteel wordt er druk uitgeoefend op Spanje en Griekenland om Patriots en andere luchtafweer te sturen. De Grieken hebben ook oude Russische systemen, – voor de liefhebbers: de S 200 en S 300 -,  waarmee de Oekraïners bekend zijn en die ze vrijwel meteen zouden kunnen inzetten.

De Europese NAVO-staten zijn er inmiddels van doordrongen dat zij op den duur de rol als grootste leverancier zullen moeten overnemen van de VS. Dat gaat nog jaren duren, want de Europese wapenindustrie moet na decennia van onderinvestering weer eerst goed op gang komen. Ook als Donald Trump in november de presidentsverkiezingen verliest, kan Europa niet achteroverleunen. Het geopolitieke zwaartepunt komt voor de Amerikanen steeds meer in het Verre Oosten te liggen waar China zich steeds dreigender opstelt. Zelfs een supermacht kan tegenwoordig niet meerdere potentiële brandhaarden tegelijk voor zijn rekening nemen. In de crisiskamer in het Witte Huis eist naast Oekraïne en China nu ook het Midden-Oosten aandacht, geld en diplomatiek vernuft op.

Daarmee komen we bij het Grote Vraagstuk: wanneer kan Europa zijn deel doen?

We moeten uitgaan van een langdurige oorlog. Volgens het Duitse weekblad der Spiegel circuleren er in Berlijn scenario’s waar rekening wordt gehouden met 10 jaar. Hoe realistisch dat is, kan ik met geen mogelijkheid beoordelen. Maar zelfs als de Duitsers in hun periodieke zwartgalligheid overdrijven, gaat de oorlog in elk geval nog jaren duren. En als die ooit voorbij is, moeten we ons voorbereiden op een aanval op NAVO-gebied. Of en hoe realistisch dat is, kan ik evenmin boordelen. Maar bij Vladimir Poetin is het raadzaam uit te gaan van het worst case scenario.

En wat betekent dat voor Europa?

We zullen moeten beginnen onze economie daarop in te stellen. In sommige kringen bestaat er een begrijpelijke terughoudendheid om van een ‘oorlogseconomie’ te spreken, omdat het ’te alarmistisch’ zou zijn. Het zou de mensen ‘verontrusten’. Van nature sta ik sceptisch tegenover onheilsboodschappen, maar het lijkt me nu het moment om die terughoudendheid te laten varen. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Meer geld voor defensie betekent minder geld voor andere zaken, minder ‘leuke dingen voor de mensen’. Die keuzes zullen politici niet kunnen ontlopen en er zullen onvermijdelijk offers moeten worden gebracht.

Dat is alleen mogelijk wanneer de bevolking begint te beseffen dat we dankzij de VS te lang en te comfortabel uit de wind en in de zon hebben gezeten. Dat heet het ‘vredesdividend’ en dat is nu opgesoupeerd. In Oost-Europa weten ze dat als ervaringsdeskundigen allang en hebben daar de West-Europeanen lang tevergeefs op gewezen. De Duitse minister van defensie, Boris Pistorius, gooide een paar maanden geleden een staafje dynamiet in de Berlijnse vijver. ‘We moeten weer ‘kriegstüchtig’ worden, zei de minister. Opwinding en verontwaardiging alom. Had hij dat niet anders, minder cru kunnen zeggen? Nee dus, want dat is precies wat we moeten doen: ons voorbereiden op het ergste.

Je krijgt niet de indruk dat we in onze polder de ernst echt onder ogen (willen) zien. Natuurlijk, de geopolitieke experts, de generaals en bezorgde stukjesschrijvers blijven de trom roeren, maar als Johan Derksen wat roeptoetert, vindt men dat belangwekkender. En nee, we hoeven niet meteen over te gaan tot de opperste staat van paraatheid, maar we kunnen de vermaning van Pistorius op zijn minst ter harte nemen.