Zouden er ooit politici begonnen zijn met het idee: ik ga op de winkel passen want met grootse plannen wordt het nooit iets? Dat zou heel verstandig zijn, maar verstandige mensen kiezen een andere carrière dan de politiek. Ze gaan geld verdienen of iets doen dat voldoening en misschien zelfs bevrediging schenkt. In het onderwijs of in de zorg bijvoorbeeld.
Slechts heel weinigen die met grote ambities in de jeugdafdeling zijn begonnen, bereiken de top. De paal naar de macht blijkt te glad. Ze blijven hangen op lokaal niveau, misschien als wethouder sportzaken en speeltuinen, of als bestuurder van de plaatselijke partijafdeling. Sommigen haken daar af. De wereld veranderen zat er sowieso niet in, maar steggelen over een nieuw fietspad blijkt toch te weinig als levensvervulling.
Wie zich daardoor niet laat afschrikken, brengt het soms tot Kamerlid. Daar gaan vaak gekonkel en andere weinig verheffende streken aan vooraf, want politiek is doorgaans niet goed voor het karakter. Zonder hardheid, sluwheid en gewapend beton op de ziel kom je nergens. Desnoods moet je bereid zijn tot karaktermoord want je hebt al snel geleerd dat je partijgenoot je grootste vijand is.
Het idealisme dat ooit de drijfveer was om in de politiek te gaan, is onderweg als ballast afgeworpen. Er wordt nog wel eens naar verwezen, maar dat is zelden meer dan lippendienst. Het wordt van je verwacht, omdat het tot het repertoire behoort. En het maakt niets uit of je links of rechts bent. Het politieke bedrijf, de machinaties en intriges, voltrekken zich onafhankelijk van kleur en ideologie.
Maar goed, dan ben je eindelijk Kamerlid en is de familie trots op je. En dan volgt de eerste desillusie. In een kleine fractie moet je zoveel doen dat je geen tijd hebt voor wat je ooit in je bevlogenheid van plan was. Je agenda is volgeplempt met vergaderingen waarvan het nut je al gauw ontgaat. Je maakt jezelf wijs dat het geneuzel, het punt-komma neuken, de haarkloverijen, tot ‘iets’ leiden. Want als het tot niets leidt, zou je je bezig houden met de meest zinloze menselijke bezigheid die bestaat: trekken aan een dood paard.
In een grotere fractie krijg je als nieuwkomer een portefeuille in de maag gesplitst waarvan je het bestaan vooraf niet bevroedde. En dan mag je nog van geluk spreken. Voor sommige backbenchers zit zelfs dat er niet in. Ik kende ooit een beginnend Kamerlid dat blij was, of veinsde blij te zijn, dat hij de wijziging van de kampeerwet mocht doen. Andere beginners waren veroordeeld tot niets doen en nog meer niets doen (nu Netflix kijken). Voor hen is de term stemvee verzonnen. Het is een wonder dat ze het vaak langer dan een termijn volhouden. Hoop wint het nog altijd vaak van ervaring.
Wie enig talent blijkt te hebben, dwz. redelijk tot goed kan debatteren, de ellebogen op het juiste moment weet in te zetten, weet waar de stroopkwast ligt, kan de semi-top bereiken. Hij wordt woordvoerder op belangrijke beleidsterreinen zoals Financiën, Sociale Zaken, Defensie, in elk geval een departement waar veel geld omgaat. Dat kan een springplank worden tot een staatssecretariaat of zelfs ministersschap. Kan, want tegenwoordig heb je voor de vakdepartementen steeds vaker concurrentie van zijinstromers, specialisten op het betreffende terrein zonder (veel) politieke ervaring. Die figuren moeten vaak eerst nog lid worden van jouw partij. Wat op zich een bewijs is van te weinig vertrouwen in jouw kwaliteiten.
De echte top ver is dus ver weg en zo goed als zeker buiten bereik. Je kan je zaakjes kennen, netwerken tot je groen ziet, je verzekerd hebben van de steun van partijprominenten en dan blijkt er toch iemand nog beter, harder en gehaaider te zijn en een nog wijder vertakt netwerk te hebben. Misschien vertellen ze het je en misschien ook niet, maar de boodschap is dat je het bij al je kwaliteiten ‘net niet hebt’. Nog pijnlijker is het verliezen van een lijsttrekkersverkiezing. Want dan blijken de leden te dom om jou op waarde te kunnen schatten. En overschatten ze je rivaal (tegenstander, vijand). Maar godzijdank heb je die laag beton op je ziel en wacht je op het moment om je gram te halen. Als troostprijs krijg je soms een belangrijke post, in het kabinet of ‘elders’.
We slaan nu een paar stappen over. Je bent partijleider, de marketing-boys hebben je goed in de markt weten te zetten, je wint verkiezingen en hebt in de partij geen serieuze rivalen (tegenstanders, vijanden) meer. Je partij wordt zelfs de grootste en jij mag als lijsttrekker minister-president worden. Het doel is bereikt. En dan? Inderdaad, wat dan?
Besturen betekent het opgeven van grootse plannen. Daar zijn de nodige formules en metaforen voor bedacht: ‘de marges zijn smal’ en ‘het schip van staat is een supertanker die niet zomaar van koers kan veranderen’. Zelf heb ik een voorkeur voor het ‘op de winkel passen’, – daar komt besturen meestal op neer -, maar ze maken allemaal duidelijk dat de mogelijkheden tot verandering beperkt zijn.
Dat is het beste waarop je mag hopen. De lopende zaken worden meer of minder bekwaam aan de gang houden. Er gebeuren geen rampen en andere onvoorzienbare onaangenaamheden. Maar als je pech hebt, breken er crises uit. Regeren wordt crisismanagement. En dan blijkt of je uit het juiste hout bent gesneden. Als dat je redelijk goed afgaat, de crisis wordt geen ramp, noemt men je soms een staatsman. Dat duurt nooit lang, want je blijkt toch fouten te hebben gemaakt.
De verguizing begint, gevolgd door de afrekening. De kiezer is op je uitgekeken en de partij wil van je af. Je verzet je want je bent jezelf onmisbaar gaan vinden. Maar het doek valt onherroepelijk, onder dankzegging voor je ‘vele verdiensten’ en met een erelidmaatschap . En thuis, alleen op de bank, hoor je een onbekende stem fluisteren dat ‘elke politieke carrière eindigt in een mislukking’.
Geef een reactie