De verkiezingen van 22 november zullen – mag je hopen – als resultaat hebben dat er wat minder partijen in de Tweede Kamer komen dan nu. Er doen er immers aanzienlijk minder mee. Niettemin blijft de situatie link.

Tegen het grote aantal partijen in ons parlement valt iets te ondernemen. Je kunt – voor zover ik weet zonder grondwetswijziging – een kiesdrempel invoeren. Veel buurlanden hebben er ook een. Die zijn niet overdreven minder democratisch dan Nederland.

Een kiesdrempel heeft wel een nadeel: de kleine partijtjes verdwijnen. Maar zonder nadelen doe je niks tegen het probleem van de versplintering. Bovendien: weinig mensen zouden ervan wakker liggen als minieme fracties niet meer op de sprekerslijst komen.

Overigens kennen we nu ook al een soort kiesdrempel: de kiesdeler kun je als zodanig beschouwen. Als een partij niet zo’n 70.000 stemmen haalt, mag ze geen Kamerleden afvaardigen.

Maar dat betekent niet dat de politieke fragmentatie tot het verleden behoort met de introductie van een stevige kiesdrempel. Als er pakweg 7 partijen in het parlement worden verkozen, zullen ze zich vermoedelijk binnen de kortste keren hebben vermenigvuldigd tot 9 of 10. Via afsplitsingen namelijk.

Tegen Kamerleden die ‘voor zich zelf beginnen’ helpt een kiesdrempel niet. De wetgever staat machteloos. De grondwet kent immers geen fracties, laat staan partijen. Ieder Kamerlid wordt zelfstandig gekozen. Hij (of zij) treedt in de volksvertegenwoordiging op ‘zonder last’.

Uiteraard is dit niet in overeenstemming met de realiteit. Veruit de meeste parlementariërs hebben hun status vooral te danken aan hun partij en hun lijsttrekker. Zou iemand als Jacqueline van den Hil (zomaar een voorbeeld) of Julian Bushoff (ook zomaar een voorbeeld) haar/zijn zetel hebben gehaald via voorkeurstemmen? Ik weet wel zeker van niet. Zij kwamen achter de rug van Mark Rutte, c.q. (toen nog) Lilianne Ploumen in de Kamer. Hetzelfde geldt voor het overgrote deel van de andere volksvertegenwoordigers.

Je kunt de grondwet wel wijzigen, maar dat is een zeer tijdrovend en ingewikkeld proces. Het is bovendien de vraag of je het zou moeten willen. Als je formeel toegeeft dat er fracties bestaan, zet je het hele politieke bestel op zijn kop. Kamerleden zouden dan de slaaf zijn van hun partijen. Ik denk niet dat je zover moet gaan.

Is er misschien een andere manier om afsplitsingen aan te pakken? Ik zou het niet weten. Onderlinge afspraken helpen in elk geval niet. Vrijwel iedereen is er in theorie tegen dat Kamerleden zich afscheiden, maar de praktijk is aanzienlijk weerbarstiger. Een werkgroep van de Kamer kwam in 2016 niet verder dan het aan banden leggen van de financiële vergoeding voor afsplitsers. In die werkgroep zat één Kamerlid die verder wilde gaan (hoewel in strijd met de grondwet). Hij wilde het verbieden dat iemand uit zijn fractie zou stappen. Dat Kamerlid was Henk Krol, die vier jaar later zelf geheel op eigen initiatief de fractie van 50PLUS verliet om ‘voor zichzelf te beginnen’. Inmiddels is hij (na heel wat politieke avonturen) kandidaat-Kamerlid voor BVNL. Stem vooral niet op deze man.

Van het veranderen van de grondwet zal in de volgende jaren niets komen. Andere middelen zijn er niet. Afsplitsingen zullen dus blijven bestaan.

Een kiesdrempel zie ik trouwens ook niet snel tot stand komen. Bij de vorige verkiezingen was het CDA er nog voor. Maar nu het op het punt staat zelf te verschrompelen tot een piepklein partijtje ontbreekt dit punt begrijpelijkerwijs in zijn verkiezingsprogram. Alleen de VVD heeft het nog in haar programma staan. Maar ik ben er vrij zeker van dat ze haar wens om de politieke versplintering te bestrijden vliegensvlug zal weggeven in de kabinetsformatie.