…en het mooiste is als je zelf een surprise maakt.’ De meester liet ons lootjes trekken voor een sinterklaascadeau voor een klasgenootje. Hij bezwoer geheimhouding en zei dat hij de cadeaus uiterlijk een dag voor sinterklaas wilde hebben.

Mijn vader was tussen de wereldoorlogen in Indonesië opgegroeid, het sinterklaasfeest kreeg weinig of geen aandacht. Mijn moeder had er, voordat zij naar Holland kwam, nooit van gehoord. In de week voor 5 december mochten mijn zus en ik onze schoen zetten en op de avond zelf kregen we chocolademelk en een suikerbeest. Mijn vader liep de gang op om even later door een kier pepernoten te strooien -een hoogtepunt- waarna wij onder veel hilariteit over de vloer kropen. Onze cadeautjes, een boek, zelf gebreide wanten en een chocoladeletter werden zonder tierelantijnen of gedicht vanuit de wasmand uitgedeeld.

Het woord “surprise” kende ik niet en het “zelf een surprise maken” had ik opgevat als “zelf een cadeau maken”. Mijn moeder snapte er niets van, toen ik, tien jaar oud probeerde uit te leggen wat de bedoeling was. Zij had er ook geen tijd voor. Mijn vader evenmin. Hij was net een eigen bedrijf aan huis begonnen. Overdag werd het bed in de slaapkamer opgeklapt en de ruimte ingericht tot kantoor. Mijn moeder, stenotypiste, typte de brieven en de rekeningen, voor het huishouden hadden wij een dienstmeisje. Kortom, hectiek alom.

Na enig gezeur kreeg ik een stuk karton, dat als versteviging voor een overhemd had gediend en een potje gluton, het gangbare plaksel in die dagen, dat iets beter plakte dan spuug. Ik knipte daken en muren met plakrandjes. Na intensief gepruts had ik twee huisjes gewrocht en vroeg mijn moeder om wat snoep. Met enige moeite schoof ik het lekkers door de gaten die de ramen moesten voorstellen en verpakte het knutselwerk in bruin pakpapier.

Terwijl wij aan het rekenen waren, zag ik hoe de meester alle cadeaus open maakte, ze bekeek en weer dichtplakte. Ik kon niet weten, dat hier iets ongehoords ging gebeuren. De grote dag brak aan. De meester kondigde voor het uitdelen aan, dat één leerling zijn eigen cadeau terug zou krijgen, omdat het een waardeloos prul was. Met een schuin oog keek ik met enig mededogen naar de vermeende stakker wiens ingeleverde cadeau iets groter was dan een luciferdoosje.

Ik was het die zijn eigen cadeau terugkreeg. Als laatste. Ik hield mij groot, thuis kwamen de waterlanders. Mijn moeder aaide mij over mijn bol en zei: ‘Dan eet je het snoep toch lekker zelf op.’ Het lag niet in haar aard om naar school te gaan om de meester flink uit de zak te geven.

Of, wat mij betreft, hem op zijn bek te slaan