Omdat ik een hekel heb aan te laat komen, kom ik doorgaans overal te vroeg. En dat al van kinds af aan. Bang om te laat te komen: bij de welpen, op school, voor de bioscoop en in het theater, in de kerk, op de appèlplaats, op m’n eerste afspraakje, op stations en vliegvelden en zelfs bij de tandarts.

In feite is het natuurlijk niet meer dan fatsoenlijk om op tijd te komen, maar waar heb ik die gewoonte aangeleerd?
Was het deel van mijn opvoeding? Was het zelfdiscipline?, al klinkt dat nogal pedant.
Of was het gewoon vage schrik voor de straffen die er bestonden op te laat komen?, zoals nablijven op school en kamerarrest in militaire dienst.

In deze tijden van onbetrouwbaar openbaar vervoer en onvoorspelbare file-ellende valt het niet mee om op tijd te komen, zelfs niet als je de vaste files op je dagelijkse reisroute incalculeert.
‘Sorry, file’. Ja, ja…

De tijden dat je op school aan kon komen met de smoes dat de spoorbomen dicht waren of de brug open stond zijn voorbij.
Al blijven er vindingrijke scholieren die zonder blikken of blozen vertellen waarom ze te laat zijn. Zoals de jongen die zei dat ‘ie zich had verslapen omdat nèt die nacht hun haan dood was gegaan.
Een andere jongen, die voor schooltijd kranten bezorgde, vertelde dat ‘ie te laat was omdat hij met z’n vingers in ’n brievenbus bekneld was geraakt.
‘En waarom ben jij te laat?’, vroeg een leraar aan een meisje. ‘Dat zal ik u vertellen. De glazenwasser was bezig en u zult wel begrijpen dat ik toen m’n bed niet uit kon’…

Maar ook zonder glurende glazenwassers is het niet altijd leuk om letterlijk voor dag en dauw op te moeten staan.
Ik heb makkelijk praten; pensionado.
Dus alle tijd van de wereld…, maar dan nog denk ik wel eens dat je meer tijd zou moeten hebben voor minder dingen.

(Nog) meer tijd om te lezen, om te schrijven. En onveranderd zelfkritisch op wat je schrijft.
De onlangs overleden schrijver Jeroen Brouwers (1940-2022) zegt in één zin wat belangrijk is: ‘Denk na over ieder woord, vermijd clichés, houd je betoog strak, maak het jezelf niet gemakkelijk’.
Makkelijker gezegd dan gedaan, maar natuurlijk heeft hij gelijk.

Al trekt de langharige Vlaamse veelschrijver Herman Brusselmans (1957) zich daar weinig van aan. Hij heeft al bijna honderd romans geschreven met heel veel van dezelfde schuttingtaal en wordt mede daarom met de nek aangekeken door veel vakgenoten en critici.
Hij is de uitvinder van een bijzonder scheldwoord: Zandzeepsodemineraalwatersteenstralen.
Maar ja, daar win je geen Nobelprijs voor Literatuur mee.

In zijn kort geleden verschenen roman Theet 77 vertelt Brusselmans over zijn jeugd, over het begin van zijn schrijversloopbaan en hoe zijn vader daar op reageerde: ‘Schrijven? Ook dat nog? Opletten dat je niet gek wordt. Veel artiesten zijn zo gek als een achterdeur’.

Meer tijd voor minder dingen…
In ieder geval meer tijd voor de (klein)kinderen, ook al wonen ze ver weg. Ze zijn in ’n oogwenk onder je hoede vandaan gegroeid; volwassen mensen.

Dat heeft ook Emine Ugur ervaren. Zij is sociaal dienstverlener en schrijft een tweewekelijkse column in het zaterdagmagazine van dagblad Trouw. Die zaterdagbijlage heeft de toevallig toepasselijke naam Tijdgeest.

Frans Wijnands, Glazenwasser

Foto Emine Ugur

Emine Ugur realiseert zich dat ze al lang niet meer de sterke moeder is die alles onder controle heeft. Ze herinnert zich de dag waarop haar zoon veranderde van het jongetje dat naar haar toe rende voor een kus op ’n schaafwondje op z’n zere knie, in de jongen die nu zijn moeder een kus op haar voorhoofd geeft elke keer als hij weg gaat. Hetzelfde geldt natuurlijk voor groot geworden dochters…

Ze geeft haar grote zoon, en ons, een inspirerende levensles mee:

Laat de handen die je vasthoudt,
de armen die je omhelst
en de schouders waarop je rust
nooit los.
kus ouderen op hun handen,
de kleintjes op hun ogen
en hen die jou kwetsen, op hun fouten