Ik heb altijd gedacht dat onze polder redelijk goed bestuurd wordt. Niet optimaal want dat ligt bij alle illusies over de maakbare samenleving buiten het menselijk vermogen. En natuurlijk, het kan altijd beter. Maar vergeleken bij de buitenlanden waar ik heb gewoond kon het er op zijn minst best mee door. Dan heb ik het niet alleen over Italië waar de staat zijn burgers met aan minachting grenzende onverschilligheid het bureaucratisch labyrint instuurt. Maar ook in Duitsland was de ‘menselijke maat’ regelmatig ver te zoeken. ‘Gründlichkeit’ heeft te vaak een te hoge prijs.

Maar ik begin me steeds vaker af te vragen of dat oordeel niet te rooskleurig is. Persoonlijke ervaringen laat ik buiten beschouwing want die zijn te anekdotisch. Te verstrekkende conclusies mag je daar niet aan verbinden. Laat ik volstaan met de mededeling dat de ontmoeting met de overheid niet altijd een feest was. Maar dat is niet de reden dat  ik er melding van maak. Als zo vaak zetten negatieve ervaringen je aan het denken over wat je eerst als redelijk vanzelfsprekend beschouwde.

Wie de pech heeft in de klauwen van de overheid te vallen, moet soms het ergste vrezen. De voorbeelden liggen voor het oprapen. Een kleine selectie: de toeslagenaffaire, het Groninger aardgas-schandaal en wat de belastingdienst allemaal niet uitvreet. Daar schijnen ze hun best te doen om elke keer weer een nieuw dieptepunt te bereiken. Het voorlopig laatste is het terroriseren,  – er is geen ander woord voor -, van een bedrijf met de blauwe brief, het martelwerktuig van de fiscus. De eigenaren kregen ten onrechte 400 naheffingen, verrekeningen, en hogere aanslagen aan de broek. Een van de eigenaren stond zonder opgaaf van redenen als fraudeur op de zwarte lijst.

Het Hof liet in zijn arrest over de zaak elke juridische distantie varen en vroeg zich af of ‘de rechter de belastingdienst nog kan geloven’. Probeer de reikwijdte van deze woorden tot je door te laten dringen. De belastingdienst, de misschien wel belangrijkste  ‘dragende zuil’ van de staat, blijkt weinig meer dan een ordinaire afperser. Dat is iets wat je kan verwachten in een bananenrepubliek, niet in een naar behoren functionerende rechtsstaat. Zouden ze daar in de Haagse bubbel eindelijk eens van opschrikken?

Je overdrijft niet heel erg als je vaststelt dat deze ondernemers, net als de slachtoffers van de toeslagen- en aardgasschandalen, behandeld zijn als vroeger onderdanen. Voor hun emancipatie tot burger stonden de onderdanen machteloos tegenover de staat, de kerk en het grootkapitaal. Dankzij het liberalisme en de sociaaldemocratie is aan die onderhorigheid is zo’n 100 jaar geleden een einde gemaakt en werd ook Jan met de Pet voor vol aangezien. We kregen een rechtsstaat en na de Tweede Wereldoorlog ook nog de verzorgingsstaat. Vooruitgang is niet altijd een illusie.

De overheid was geworden tot wat met enige pathos het schild tegen de willekeur werd genoemd. Nu moet je  vaststellen dat diezelfde overheid een bron van willekeur is geworden. Als we niet uitkijken en snel ingrijpen, dreigt de burger weer een onderdaan te worden. Het zou te ver gaan om te zeggen dat we dan terug zijn bij af. Uit bovengenoemde voorbeelden blijkt dat de rechter (bij de ondernemers) en sommige politici (Pieter Omtzigt en Renske Leijten bij de schandalen)  hun werk nog doen. Niettemin, het gaat opvallend vaak mis.

Verstandige geesten hebben al lang geleden voor deze ontwikkeling gewaarschuwd. Na de pastoor en de kapitalist zou de bureaucraat wel eens de nieuwe onderdrukker van de burger kunnen worden. Het gevaar dat zij zagen was dat de bureaucratie zich zou ontwikkelen van een bestuursapparaat in dienst van de burger tot een moloch die zijn macht onstuitbaar zou uitbreiden. De bureaucratie zou uiteindelijk voornamelijk voor zichzelf bestaan, ‘een eigen leven leiden’, en burger en samenleving aan zich onderwerpen.

De taak van de politiek zou zijn om dit beest in toom en in zijn hok te houden. Alleen, de politiek is in de loop der tijden steeds afhankelijker geworden van haar eigen bureaucratie. Dat geldt in de eerste plaats voor de uitvoering van beleid, een zwak punt in elke staat. De pessimisten onder die verstandige geesten, onder wie een van de grondleggers van de sociologie Max Weber (1864-1920), vreesden dat die ontwikkeling onvermijdelijk was. In een steeds ingewikkelder wordende kapitalistische maatschappij met efficiency als beslissende norm zou er geen ontsnapping mogelijk zijn. De ‘ijzeren kooi’, noemde Weber dat.

Moet je die bureaucratie dan met meer bureaucratie bestrijden? Of zoals ze dat in Den Haag tegenwoordig, van links tot rechts, bepleiten een ‘grotere (links), sterke, efficiëntere’ (VVD) staat? Dat is met alle respect toch vooral het paard achter de wagen spannen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat die ‘grotere, sterke, efficiënte’ staat opeens geen ‘ijzeren kooi’ zou zijn. Het tegendeel lijkt me stukken waarschijnlijker.

(Mij is trouwens opgevallen dat lieden die een grotere rol van de staat willen, de schaduwkanten zelden tot nooit aan den lijve hebben ondervonden. Dit terzijde.)

Is er dan geen oplossing? Afgezien van het kapitalisme afschaffen, eindelijk eens het ware socialisme invoeren en aanverwante romantiek?  Ik vrees dat er weinig meer mogelijk is dan een alert pragmatisme. Alert zijn op mogelijke wantoestanden en erger en in de  concrete gevallen de best haalbare, praktische oplossingen zien te vinden. Zonder al te veel illusies dat de ‘structuren’ ingrijpend kunnen worden veranderd of de kaarten zetten op iets ongrijpbaars als een ‘cultuuromslag’. Helpen waar kan, rechtzetten wat fout is gelopen, en dat zo snel en goed mogelijk. Meer zit er niet in. De ‘menselijke maat’, inderdaad. Het laatste dat je daarvoor nodig hebt, is meer overheid. En het belangrijkste moeten we niet vergeten: de burger nooit en te nimmer als een onderdaan beschouwen .