Pieter Omtzigt is bezig de leden van zijn partij uit te leggen waarom de NSC uit de formatie is gestapt. De ene helft van die leden was daar tevreden over, de andere helft begreep het niet goed. Helft 1 wil net als de partijleider eigenlijk niet met de PVV regeren. Helft 2 wil juist wel zo’n rechts kabinet. Die opvattingen  zijn moeilijk te verenigen, ook niet met een zaken- of extraparlementair kabinet waarvan niemand goed weet hoe dat werkt. Niettemin noemt Omtzigt dat laatste een ‘mogelijke oplossing voor de huidige impasse’ en ‘geen moetje’. Tja..

Vrijdagavond kreeg een beperkt aantal leden in een zaaltje in Zwolle van de partijtop tekst en uitleg. Andere leden mochten via het internet de sessie bijwonen. Omtzigt en zijn secondant Eddy van Hijum staken de hand in eigen boezem en erkenden dat ze niet ‘goed gecommuniceerd’ hadden. Dat zou dus voortaan beter gaan. Dat valt uiteraard toe te juichen, maar hoe het nu verder moet met de formatie, daarover was niemand na afloop een steek wijzer.

Iedereen die een blauwe maandag op het Binnenhof rondloopt, weet dat politiek om vertrouwen draait. Van de kiezer in de politiek en van politici in elkaar. Als  dat ontbreekt bij de kiezers, mijden ze het stemlokaal of zoeken ze hun heil bij een protestpartij. Wanneer politici elkaar niet vertrouwen, komt er behalve eindeloos geharrewar weinig tot stand. En dat versterkt weer het wantrouwen bij de kiezers. Et cetera en ad infinitum. Als dat proces eenmaal op toeren is gekomen, valt daar, zoals we dagelijks kunnen zien, moeilijk aan te ontsnappen.

Dat vertrouwen is cruciaal bij het waarschijnlijk belangrijkste moment in de politiek, de kabinetsformatie. Wanneer het niet in voldoende mate aanwezig is, kunnen de onderhandelaars er beter niet aan beginnen. Vanwege het landsbelang nemen ze vaak toch maar ‘hun verantwoordelijkheid’. Dat doen ze met een ‘dicht getimmerd regeerakkoord’, dat de uitdrukking is van dat wederzijdse wantrouwen. Maar dat kan, – uiteraard zou je zeggen -,  niet voorkomen dat zo’n kabinet zelden goed zal functioneren. Op zijn best struikelt het van het ene halfbakken compromis naar het andere. Zie Rutte IV, dat na nog geen anderhalf jaar viel. Zelfs Mark Rutte kon dat wankele gedrocht met al zijn trucs niet overeind houden.

In de huidige formatie vertrouwt Omtzigt Geert Wilders voor nog geen centimeter. Dat heeft hij gemeen met Dilan Yesilgöz van de VVD. Daar kun je ze geen ongelijk in geven. Wilders kan doen en zeggen wat hij wil, hij kan zelfs zijn poesjes de deur uit doen, maar hij kan dat diepgewortelde wantrouwen nooit overwinnen. Van Hijum zei het in Zwolle met zoveel woorden. Er lag een akkoord over de grondrechten en de rechtsstaat. Wilders had praktisch alle standpunten weggegeven, ‘in de ijskast gezet’, waarvan hijzelf de verpersoonlijking is en die het wezen uitmaken van zijn partij. Van Hijum zei zelfs dat hij ervan overtuigd was dat de PVV zich daaraan zou houden.

Toch was het niet genoeg. En waarom niet?

‘Want Geert Wilders is niet ineens een ander mens geworden en de PVV niet een andere partij’. Wilders moet ‘in de praktijk laten blijken dat hij er daadwerkelijk, intrinsiek van overtuigd is’ en dat ‘hij de rechtsstaat gaat naleven’. Ik zou zeggen, geef hem de kans. Ga met hem regeren. En als Wilders toch de rechtsstaat en de grondrechten aan zijn laars lapt, stap je eruit. Dan heb je land en burgers laten zien dat je het hebt geprobeerd en dat je onvoorwaardelijk voor je principes staat. Maar het wantrouwen zit kennelijk zo diep, dat dit niet mogelijk is.

Dat is geen basis voor samenwerking. Ook niet in een extraparlementair kabinet of welk ander type de staatsrechtelijke fantasie verder nog zou kunnen voortbrengen. Maar zou het kunnen zijn dat dit gegoochel eigenlijk niet over een kabinet gaat? Zouden Omtzigt en Van Hijum met deze formule niet willen voorkomen dat hun ‘prille’ partij uit elkaar valt? Dat het vooral een poging is helft 1 en helft 2 bij elkaar te brengen?

Zoals de PVV Geert Wilders is, is het NSC Pieter Omtzigt. Een dergelijke partij wordt gevormd door het karakter van zijn leider. Geert Wilders is een alleenheerser en zijn partij bestaat uit volgelingen. Wie niet doet wat hij wil, kan vertrekken. Pieter Omtzigt is van alles, uitstekend Kamerlid, dossiervreter, onverschrokken kampioen van de door de staat gemangelde medemens, voorvechter van beter bestuur, maar een leider?

Daarnaast is er nog een complicerende factor. Een partij die aan het begin staat, moet niet gaan regeren. Zo’n partij moet rijpen, de fractie moet het vak leren, ervaren dat politiek op dit niveau anders is, moeilijker en harder, dan het gestoei in de gemeenteraad of het schrijven van aardige stukjes in de krant. Al doende leer je, of ook niet, politiek is vallen en opstaan.  Echte talenten zullen zich ontplooien en vermeende talenten zullen door de mand vallen. In die fase is het een experiment dat je niet nog ingewikkelder moet maken door in een kabinet te gaan zitten of dat te gedogen. En al helemaal niet, wanneer de leider geen leider is en zijn secondanten dat niet kunnen compenseren.

Door dit amateurisme heeft Omtzigt zichzelf en zijn partij in de nesten gewerkt. Met als gevolg dat de formatie muurvast zit. Als er uit dit gehannes ooit een kabinet voortkomt, zal het vermoedelijk geen lang leven beschoren zijn. Datzelfde geldt hoogstwaarschijnlijk eveneens voor het NSC.