Tot een paar jaar geleden schreef ik regelmatig stukjes over beeldende kunst. Laatst vroeg een lezer waarom ik dat niet meer deed. Hij vond het aardige stukjes en stak er ook wat van op. Ik incasseerde het compliment en antwoordde dat ik er geen aardigheid meer in had. Ik was uitgekeken op het kunstwereldje en bovendien had ik in zo’n kleine 100 stukjes wel geschreven wat ik over kunst dacht.
Voor wie die stukjes nooit gelezen heeft, bij deze in het kort mijn opvattingen over kunst en het kunstbedrijf. Die opvattingen zijn nogal reactionair. Ik geloof dat kunst geen maatschappelijke of pedagogische functie heeft. Kunst hoeft niet per se ‘baanbrekend’ dan wel ‘grensverleggend’ of ‘origineel’ te zijn. Er bestaat evenmin ‘vooruitgang’ in de kunst. Picasso is niet beter dan Van Gogh en Peter Schat niet beter dan Mozart.
Daarentegen vond ik dat de hedendaagse kunst in vrijwel al zijn vormen, – concept art, installaties, performance art (wat dat zijn kunt u desgewenst op wikepedia opzoeken) -, zich op een doodlopende weg bevond. Het zou ook mooi zijn, vond ik, als de kunstenaar talent heeft en over de technische vaardigheden beschikt om dat talent tot zijn recht te laten komen. En als hij die niet heeft, een andere baan zoekt en niet de hand ophoudt bij de overheid.
Ik kreeg op den duur ook genoeg van de kunsttypes die in een hoogdravend pretentieus jargon, ‘artspeak’, over kunst koeterwaalsen en de ladenlichters die zich aan kunst verrijken. Het meest stuitte me misschien tegen de borst dat kunst ‘geëngageerd’ moest wezen en zich in dienst moet stellen van een politiek of ideologisch ideaal. Dat leverde vrijwel altijd slechte kunst en hooguit propaganda op. Je zou denken dat men met de ondergang van het communisme en fascisme wel van dat idee genezen zou zijn. Dat had ik helemaal verkeerd gezien.
Een paar jaar geleden was er opeens veel te doen over ‘black art’. Dat was geen voodoo of iets anders duister toverkollerigs, maar kunst gemaakt door ‘mensen van kleur’. Zoals zoveel van dit soort zaken was dit begonnen in de VS en zou waarschijnlijk ook overwaaien naar onze contreien. Voor een krant schreef ik een stuk dat iedereen natuurlijk het werk moet kunnen maken dat hij of zij wil. Alleen, huidskleur kon nooit een kwaliteitscriterium zijn. Zoals het ook niet van belang was of een kunstenaar een kunstgebit, een blauw en een bruin oog had, man of vrouw, homo of hetero was en wat de Lhbi tmZ-staalkaart nog verder aan identiteiten biedt. Een kunstwerk moest ‘op zichzelf staand’, los van de maker, worden beoordeeld. Dat was zeker bij moderne kunst al moeilijk genoeg.
Dat stuk werd niet geplaatst. De dienstdoende redactrice vond het ‘onzindelijk’. Op dat moment besloot ik dat het welletjes was. De lier ging aan de wilgen. Ik zou weer voor mijn eigen kunstgenot naar het museum gaan. Tentoonstellingen over bijvoorbeeld het slavernijverleden liet ik links liggen. Niet omdat ik dat verleden ontken, het was en is een misdaad tegen de menselijkheid, maar omdat de aanpak me niet aansprak. Het ging teveel uit van onze huidige opvattingen over mensenrechten en hield te weinig rekening met de tijd waarin de slavenhandel plaatsvond. Het was een pedagogisch project en als zodanig schoot het tekort.
De afgelopen week vergrepen klimaatactivisten In Londen en Berlijn zich aan de kunst. Ze smeerden soep uit blik en aardappelpuree op schilderijen van Monet en Van Gogh. De schilderijen zaten achter glas en liepen geen schade op. En de activisten zouden hun doel bereikt hebben. Meer dan 35 miljoen ‘views’ van het filmpje over de actie met Van Gogh! De mensen moeten weten dat je niet van kunst kan genieten terwijl de planeet naar de verdommenis gaat. Harde acties blijven nodig om ‘de mensen wakker’ te schudden. ‘De acties zijn voorbeelden van wat kunst anno 2022 kan zijn: een spiegel van de maatschappij’, aldus een mevrouw in de Volkskrant.
Je kunt je afvragen of je zo meer begrip kweekt voor je campagne of juist het tegendeel bereikt en ook welwillende mensen tegen je in het harnas jaagt. En wat gaan activisten doen als het gewenste effect uitblijft en de mensen niet wakker worden? Zal een actievoerder dan schilderijen te lijf gaan die niet achter glas zitten? Of zal iemand bij een zelfportret van Van Gogh het andere oor ook willen afsnijden omdat de wereld nog steeds weigert te luisteren?
Er zit iets onmiskenbaar totalitairs achter dergelijke acties. Ons doel is heilig en rechtvaardigt alle middelen. Je zou daar eventueel, met heel veel goede wil en tot het uiterste opgerekte inleving begrip voor kunnen opbrengen als de klimaatactivisten genegeerd zouden worden of als ‘ordinaire’ relschoppers worden ‘weggezet’. Maar het tegendeel is het geval. Ze mogen demonstreren hoe en waar ze willen. Ze mogen zich aan het asfalt vastlijmen, het verkeer ontwrichten en de mensen die, ontzettend burgerlijk, naar hun werk gaan, letterlijk in de weg zitten. Daarbij zijn ze verzekerd van ophef en bijval in veel talkshows en de kwaliteitskrant.
Ik begrijp best dat acties enig ongerief moeten veroorzaken om het publiek op te laten schrikken en dat je als activist soms de grenzen op moet zoeken. Anders kom je nergens. Maar je moet wel met je fikken van de kunst afblijven. Ze is al teveel misbruikt.
30 oktober 2022 op 11:08
Mij uit het hart gegrepen