Vanaf 1969 kon je bij elk postkantoor geld opnemen met een girobetaalkaart, per kaart maximaal 200 gulden. Reuzenhandig in het buitenland. Op de kleinste postagentschappen kon je ze omwisselen.

Net over de Spaanse grens in Vielha zochten mijn vriendin en ik naar een postkantoor. Nergens te vinden. Met mijn Spaans, muchas gracias en buenas dias, kwamen wij niet ver. Ik hield een mevrouw staande. ‘La poste?’ vroeg ik. Niet begrijpend haalde zij haar schouders op. Post op z’n Nederlands, Post op z’n Engels uitgesproken hielp niet. De mevrouw liep door. Een tweede mevrouw reageerde net zo. Een paar heren op een terras langs de weg begrepen mij evenmin. Wij reden reden door. ‘Hebben ze hier wel postkantoren,’ vroegen wij ons af.

Een paar straten verder zagen wij een uithangbord met een hoorn en een kroontje. Ons vermoeden, dat we toch een postkantoor had gevonden, bleek juist. Met enige scepsis legde ik een girobetaalkaart op de balie. Zou de lokettist dit snappen? Zonder mankeren telde hij 3300 peseta’s uit. Een paar dagen later vroeg ik in een Spaans gehucht: ‘Correos?

A la derecha,’ zei de man en wees naar rechts.