Het is toeval dat ik uitgerekend op 19 juni door het historische centrum van Savannah dwaal, een havenstad aan de Atlantische Oceaan, in het noordelijkste puntje van de Amerikaanse staat Georgia. En tegelijk ben ik eigenlijk op het juiste moment op de juiste plaats.
Want de 19e juni – Juneteenth – zoals de Amerikanen de dag noemen, is sinds vorig jaar een nationale feestdag waarop de afschaffing van de slavernij (in 1865) wordt herdacht. En Savannah heeft nu eenmaal een kortstondig, maar inktzwart slavernij-verleden.
Je kunt in en rond de stad geen stap verzetten of je wordt herinnerd aan de tijd dat rechteloze slaven bij de huisraad hoorden, als goedkope arbeidskrachten werden gebruikt op de rijst-, tabak-, en vooral katoenplantages in de omgeving van de stad en als koopwaar op de markt verhandeld werden. De indrukwekkende, blinkend-witte villa’s waar de plantagehouders met hun gezinnen woonden zijn nu, net als de resten van de armzalige slavenhutten, toeristische attracties.
Het hangt dan vaak van de toevallige gids af hoeveel je ècht te weten komt van het leven op die plantages in de afgelopen anderhalve eeuw.
Het is net als met leraren geschiedenis op de middelbare school: de een geeft les aan de hand van droge jaartallen; de ander vertelt verhalen en sleurt je als leerling beeldend mee in het leven van onze voorouders.
Dat ik veel zwarten in de dienstensector aan het werk zie is eigenlijk wel logisch. Want van de bijna 150.000 inwoners is zo’n zestig procent zwart en nog geen veertig procent blank, of wit zoals we ons moeten noemen.
Die zwarte meerderheden in meerdere zuidelijke staten en steden is voor veel conservatieve, witte Amerikanen een nachtmerrie. Je kunt er immers vergif op innemen dat die zwarte meerderheid alleen maar groeit.
De latente angst voor een toenemende zwarte bevolking voedt het nooit verdwenen racisme in de VS.
Juneteenth wordt op bescheiden schaal herdacht; met toespraken, herdenkingsdiensten en kleinschalige festiviteiten.
Waarom uitbundig feest vieren?, is het standpunt van het gros van de zwarte bevolking. Net zomin als één zwaluw de zomer maakt, zo maakt ’n nationale herdenkingsdag Amerika niet op slag racisme-vrij.
Het rivierfront van Savannah is wat rommelig met vooral roodbakstenen pakhuizen waarvan de meesten dringend aan renovatie toe zijn. Voor de rest vooral souvenirwinkeltjes, bars en restaurantjes. Geen fraaie promenade.
Een veel kleinere rivier in de uitgestrekte delta is de Moon River.
Dat idyllische waterlandschap inspireerde songwriter en componist Johnny Mercer (1909-1976) voor zijn beroemde liedje ‘Moon River’, dat hij schreef voor Audrey Hepburn in de film ‘Breakfast at Tiffany’s’.
Mercer werd geboren in Savannah, waar hij ook zijn jeugd doorbracht. En hoewel hij vele jaren elders in Amerika woonde en werkte, en honderden succesvolle songs voor tal van zangers en zangeressen schreef en componeerde, hield hij zijn leven lang heimwee naar Savannah. Hij had er een huis aan een van de baaien en daar zou hij Moon River hebben geschreven; een dromerige song vol nostalgie en tegelijk avontuurslust.
Savannah River is geen romantische rivier. Ondanks een koele wind is het heet op de schaduwloze kade, wat me zomaar even doet denken aan mijn al lang overleden mijn tante Nel die – als het in de zomer erg warm was – altijd zei: ‘Als het nou zou vriezen wat zou het dan hard dooien’.
De bijna serene rust die de hele binnenstad van Savannah kenmerkt, is vooral te vinden in het beloopbare, schaduwrijke historische centrum; gesticht in 1733 door de Britse generaal James Oglethorpe.
Hij moet een dambord in gedachten hebben gehad toen hij de meewerkte aan de plattegrond van de snel groeiende stad. Veel vierkant.
Rechthoekige bouwpercelen van gelijke afmetingen op gelijke afstanden, alle straten kaarsrecht en meer dan twintig kleine vierkante pleintjes tussen de huizenblokken. Dat zijn nu lommerrijke parkjes, sommigen met een standbeeld of gedenkteken.
Het is aangenaam wandelen, langs verrassend veel historische gebouwen waarvan er veel verwijzen naar de tijd van de slavernij.
Typerend voor Savanna zijn de vele bomen, behangen met dichte trossen Spaans mos. Dat grijsgroene plantje – dat geen mos is en niet uit Spanje stamt… – leeft zonder wortels en hangt, als grijze baarden, aan de takken van de bomen.
Sprookjesachtig…, totdat ik, even buiten dat knusse centrum, op een blinde muur lees ‘Black Lives Matter’.
Het verleden is helaas nog springlevend…
27 juni 2022 op 09:39
Mooi beschreven, Frans!