De Britse Conservatieven waren de ‘natuurlijke’ regeringspartij van het VK. Hun aanspraak op nr 10 Downing Street,  de ambstwoning van de premier, gold bijna als vanzelfsprekend. De socialisten van Labour mochten van de kiezer ook wel eens regeren, maar dat kwam vooral omdat de Tories, zoals ze in de wandeling heten, Downing Street te lang hadden bezet gehouden en de fut eruit was. Soms zat Labour zich 15 jaar en langer te verbijten in de oppositie.

De Tories brachten ook de grote nationale leiders voort. In de oorlog Sir Winston Churchill en in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, Margaret Thatcher, die ‘de puinhopen’ van Labour  moest opruimen. (Thatcher is omstreden, maar voldoet aan het criterium van de grote leider: ze heeft een onuitwisbaar stempel op haar tijd en land gedrukt)

Labour had maar een leider van grote betekenis. Clemens Attlee nam het na de verkiezingen van 1945 over van Churchill. Zijn regering zette de verzorgingsstaat op poten, inclusief een nationaal ziekenfonds, dat, ondanks al jaren ondermaats presteren, nog steeds onaantastbaar is. De leiders na Attlee zijn met enige moeite terug te vinden in voetnoten van de parlementaire geschiedenis. Met uitzondering van Tony Blair. Hij is de enige Labour-leider die drie aansluitende verkiezingen, in 1997, 2001 en 2005, won. Desondanks is hij persona non grata in de eigen partij omdat hij 20 jaar geleden in de oorlog tegen Irak onvoorwaardelijk aan de kant van de VS bleef staan.

Hoe hebben de Tories hun pole position zo snel kunnen verkwanselen? En hoe kon het VK net zo onregeerbaar worden als Italië, Britalia, zoals het weekblad the Economist deze week schrijft?

De directe oorzaak is natuurlijk Brexit. De toenmalige premier David Cameron moet van alle goede geesten verlaten zijn geweest toen hij dat referendum van 2016 uitschreef. De kiezers waren niet overmatig in de EU geinteresseerd. Het lidmaatschap was een interne partijkwestie met een niet eens zo grote groep rechtse dwazen die eruit wilden. Cameron had twee jaar eerder een referendum over de onafhankelijkheid van Schotland (bleef in het VK) gewonnen en dacht dat dit hem nu ook zou lukken.

Cameron verloor, trad af en Theresa May mocht proberen iets van het debacle te maken. Ze mislukte. Na May kwam Boris Johnson en die mislukte ook, al won hij drie jaar geleden wel overtuigend de verkiezingen. Vervolgens kwam Liz Truss en zij werd de grootste mislukking aller tijden. De Britten mogen nu voor het eind van de volgende week de derde premier binnen een paar maanden begroeten.

De misschien belangrijkste onderliggende reden van hun teloorgang is dat de Tories visie en ideologie gesteld hebben boven bestuurlijke competentie, electoraal van oudsher hun grootste troef. De Brexiteers kun je van alles verwijten, behalve dat ze geen visie hadden. Alleen, die visie was gespeend van elke realiteitszin. Het VK zou bevrijd van de ketenen van de EU zijn oude positie als wereldmacht heroveren. Of dat überhaupt mogelijk was, en zo ja hoe, daar werd nauwelijks over nagedacht. Het was voornamelijk een kwestie van willen. Tijdens de oorlog had het VK een paar jaar alleen tegenover de nazi’s gestaan en uiteindelijk gewonnen. Wat toen kon, was nu ook mogelijk.

Als iets niet volgens plan verloopt, zijn er twee opties. Je gaat nadenken over hoe het beter kan. Of je gaat nog fanatieker verder op de ingeslagen weg. In dat laatste geval nemen de gekken en dwazen de boel over. Dat hebben de Tories laten gebeuren. May was een fantasieloze technocraat, Johnson een incompetente, charismatische charlatan, maar Truss was de ware gelovige. Menigeen voorspelde dat het niet goed kon aflopen, maar dat het zo snel zou gaan, na zes weken, had niemand gedacht.

Een andere belangrijke vraag is, hoe is het mogelijk dat die gekken de macht veroveren? Daarbij speelt het kiesstelsel een grote, misschien beslissende rol. Het VK heeft een districtenstelsel dat in voordeel werkt van de twee grootste partijen. In zo’n district hoef je niet eens de meerderheid te halen om te winnen. Meer stemmen dan de andere partijen volstaat. Als een gek door welke omstandigheden ook de leider van zijn partij wordt en met zijn aanhangers de meeste districten wint, is hij een goed eind op streek. Het verklaart natuurlijk niet alles, maar wel veel.

Soms raken partijen in de ban van een gek, zie de Republikeinen en Donald Trump in de VS. In het VK had behalve nu de Tories Labour er de afgelopen jaren eveneens last van. Jeremy Corbyn was totaal ongeschikt als leider. Hij was het radicalisme van de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw nooit ontgroeid en had een voorkeur voor allerlei dubieuze figuren, Sandinisten in Nicaragua, de Castro’s op Cuba, de Venezolaanse dictator Hugo Chavez. Hij was ook antisemiet. Niettemin was hij twee keer lijsttrekker, in 2019 met de slechtste uitslag sinds 80 jaar. Labour heeft nu een leider, Sir Keith Starmer, die geen grein charisma heeft maar wel weet waar hij me bezig is. Starmer heeft Corbyn en zijn kornuiten kalt gestellt om van Labour weer een geloofwaardige regeringspartij te maken.

Dat gaat voor de Conservatieven een harde dobber worden. De partij is totaal verdeeld, tussen de dwazen die vast willen houden aan de huidige, rampzalige koers, een groep gematigden en de onvermijdelijke opportunisten. Hoe groot de chaos en vertwijfeling zijn, moge blijken uit het feit dat de roep om de terugkeer van Boris Johnson, de serieleugenaar en schandalenverzamelaar, die als premier jammerlijk mislukte, steeds luider klinkt. Als hij je laatste kans is, moet je je als partij afvragen of het voor de eeuwwisseling nog goed komt.