Het is onderhand een banaliteit van jewelste dat de democratie onder druk staat. Nu staat de democratie altijd wel ergens onder druk, maar inmiddels heeft ze het zelfs benauwd in gevestigde, westerse liberale staten. Menigeen houdt dit jaar het hart vast bij drie verkiezingen waarbij de kiezer de democratie opnieuw een rechtse directe zou kunnen verkopen. De overwinning van Geert Wilders van afgelopen november kon wel eens het begin zijn van een populistische stormloop.

Voor de eerste verkiezingen, die in juni voor het Europese Parlement, loopt de kiezer niet warm. Als de helft opkomt, mag men niet mopperen. En de kiezers die wel hun stem uitbrengen, willen de ‘elite’ vaak uit naam van “het Volk’  graag een poepje laten ruiken. Als je een logo voor de Europese verkiezingen zou moeten bedenken, kom je al gauw uit bij de opgestoken middelvinger.

Niettemin, als de populisten in grote getale het Europarlement binnentrekken, zullen ze hun stempel gaan drukken op het beleid. De klimaatvoorstellen, troetelkind van Frans Timmermans, zullen verder worden afgezwakt. De plannen om de EU ‘uit te breiden’ en te ‘verdiepen’ gaan in het vriesvak. Het migratie- en asielbeleid, het populistische speerpunt par excellence, zullen ze willen aanscherpen. En verder zullen ze een kruistocht beginnen tegen alles wat naar ‘woke’ riekt. De directe invloed op het beleid zal beperkt blijven, dat blijft op hoofdzaken aan de lidstaten, maar het klimaat zal guurder worden. Ook omdat centrum-rechts uit angst de populistische schlagers op zijn minst zal mee neuriën.

De Duitse deelstaatverkiezingen in september geven al meer reden tot bezorgdheid. De Bondsrepubliek is weer eens in mineur. De economie kwakkelt en de regering, een coalitie van sociaaldemocraten, Groenen en liberalen, maakt er al ruziënd een potje van. En dat heeft zijn weerslag op het toch al benarde gemoed van de Duitse burger. In Brandenburg, Saksen en Thüringen mag die boze burger naar de stembus. En het dreigt een pak slaag te worden voor alle gevestigde partijen.

De extremistische Alternative für Deutschland (AfD) is in deze Oost-Duitse deelstaten volgens de peilingen met ruim 30 procent de grootste, tendens stijgend. In Berlijn krijgt men nu al het klamme zweet. Wat moet je doen als de AfD inderdaad verreweg de grootste wordt? Kun je de extremisten dan met goed fatsoen buiten de deelstaatregeringen houden? Zou een anti-AfD-pact van de democratische partijen, van links tot rechts, de Wutbürger niet nog woedender maken? En de belangrijkste vragen: wordt de kloof tussen Oost en West, cultureel, economisch en politiek, die redelijk gedicht leek, weer dieper? En blijft de hegemonie van de AfD beperkt tot het oosten of moet ook het westen eraan geloven? Nu al zijn de extremisten volgens de polls landelijk de tweede partij.

Tegen deze achtergrond gaan er stemmen op om de AfD te verbieden. Voor de goede orde: de AfD is een paar forse slagen radicaler dan de PVV en als je sommige kopstukken fascisten noemt, mag dat van de rechter. De binnenlandse veiligheidsdienst houdt daarnaast een aantal afdelingen scherp in de gaten. Maar een verbod van de AfD gaat de meeste experts momenteel te ver. Het zou een zwaktebod zijn, de AfD-ers tot martelaren maken en de partij zou ondergronds kunnen gaan of onder een andere naam verder kunnen stoken. Maar dat de discussie weer oplaait, maakt duidelijk hoe serieus men de dreiging neemt.

In de VS waar in november de veruit belangrijkste verkiezingen plaatsvinden, zoekt men naar wegen om Donald Trump uit het Witte Huis te houden. In de staat Colorado heeft de hoogste rechter bepaald dat Trump niet mag deelnemen aan de Republikeinse voorverkiezingen. En in Maine verbood de plaatselijke minister dit. Daartoe werd een amendement van de Grondwet afgestoft dat lieden die deelgenomen hebben aan ‘rebellie of opstand’ uitsluit van publieke functies. De Republikeinen gaan daartegen in beroep bij het federale Hooggerechtshof in Washington dat dankzij door Trump benoemde conservatieve rechters  een rechtse meerderheid heeft.

Ook in de VS vraagt men zich af of het schrappen van Trump van het stembiljet verstandig is. Natuurlijk hebben puristen gelijk: het recht heeft voorrang boven de politiek. Maar hoe absoluut is dat? Is het principe zo heilig dat je bereid bent een burgeroorlog te riskeren? Want niemand zal zich enige illusie kunnen maken over de reactie van Trumps tot op de tanden bewapende harde kern. Als Trump van de presidentsverkiezingen wordt uitgesloten, zullen ze dit beschouwen als een oorlogsverklaring. Nu is er nog sprake van een ‘koude’ of ‘smeulende burgeroorlog’ maar een vonkje, wat opruiend geraaskal van Trump, is vermoedelijk genoeg om de boel in lichterlaaie te zetten. De bestorming door Trump-aanhangers van het Capitool nu drie jaar geleden zal niet meer dan een voorspel blijken.

De Amerikaanse politicologe Barbara F. Walter, een erkend expert inzake burgeroorlogen, waarschuwt tegen het lichtzinnige idee, dat ‘het zo’n vaart niet zal lopen’. De  VS is volgens haar al ver afgegleden in de verkeerde en mogelijk fatale richting. Het zal erom spannen, als we haar mogen geloven.

We zullen moeten hopen dat de kiezers de staat van dienst van de populisten tegen het licht houden en tot bezinning komen. Dat argumenten zwaarder wegen dan sentimenten. Maar hoe realistisch is dat? Kan het meer zijn dan fluiten in het donker?

Ik kan me voorstellen dat mensen opgelucht zijn als dit nog prille jaar erop zit en alles met een sisser is afgelopen. Maar ik zou er niet op rekenen.