De Nederlandse politiek is of liever was oplossingsgericht. Pragmatisch, liefst geen grote woorden en al helemaal geen meeslepende vergezichten. Wel hoor je van kiezers regelmatig gemopper over het ‘gebrek aan visie’ of ‘het ontbreken van een kompas’. Mark Rutte krijgt vaak het verwijt dat hij geen visie heeft. Dat heeft hij over zichzelf afgeroepen door te zeggen dat je voor visie bij de oogarts moet zijn. Maar hij heeft wel degelijk een visie.

Waar het om gaat is dat hele volksstammen de visie van Rutte niet lusten. Hij is als VVD-er een (neo?)-liberaal en daar komt voor die groep alleen maar narigheid van. Nu ben ik de laatste om te ontkennen dat het (neo)-liberalisme niet optimaal functioneert. Dat heeft het gemeen met elke andere ideologie en levensbeschouwing. De betere wereld blijft achter de alsmaar terugwijkende horizon.

Karl Popper, een van de belangrijkste filosofen van de vorige eeuw, stelde dat ‘leven het oplossen van problemen is’. Dat klinkt misschien banaal, maar heeft voor de politiek verstrekkende consequenties. Het betekent dat je een probleem zonder oogkleppen benadert, je eigen oplossing niet zaligmakend verklaart en openstaat voor de ideeën en oplossingen van anderen. Het is experimenteren, leren van fouten en stap voor stap verder gaan. Het is geen filosofie die oproept om de hemel te bestormen. Eerder iets voor bedachtzame figuren, liberalen, vooral, maar ook ‘rechtse’ sociaaldemocraten.

Dat is mooi van die Popper, zult u misschien zeggen. Dat van meeslepende ideologieën als communisme en fascisme voornamelijk ellende is gekomen, dat weten we onderhand wel. En dat we het oog op de bal moeten houden spreekt vanzelf. Maar hoe werkt Poppers theorie in de praktijk?

Probleem oplossen is een proces. Het begint met de analyse, wat schort er aan of waar zit het vast. Als dat min of meer is uitgedokterd, kun je op zoek naar de oplossing. Als die is gevonden, komt de uitvoering aan de orde. En als we deze stappen achter de rug hebben, en alle betrokkenen er van overtuigd zijn dat de gevonden oplossing de beste is, moet draagvlak georganiseerd worden.

Over elk van die stappen moeten de betrokken partijen het eens zien te worden. Dat betekent doorgaans dat de ideale oplossing, als die al zou bestaan, niet gevonden wordt. De oplossing is meestal een compromis. Als de verschillen bij de analyse groot waren, is de kans groot dat het compromis er een is van het type kleinste gemene deler. Het is meestal geen echte oplossing, maar meer zat er niet in. Het probleem op de lange baan schuiven valt in deze categorie. Daar zijn we in de polder erg bedreven in.

De kwaliteit van het compromis werkt door in de rest van de keten. Tegenwoordig wordt meer dan voorheen gelet op de uitvoerbaarheid. Daar hadden we onder meer het toeslagenschandaal voor nodig. Ambtenaren en andere deskundigen hadden er natuurlijk eerder en vaker op gewezen dat dit aspect vaak verontachtzaamd wordt. Maar op het Binnenhof willen ze scoren. Dat het met ondoordachte plannen gauw een schot in eigen doel wordt, en erger, vooral ten nadele van de groep die er door begunstigd zou moeten worden, speelt te weinig mee.

Maar vooruit, laten we aannemen dat het met de analyse, oplossing en uitvoerbaarheid, allemaal redelijk gesmeerd is gelopen, dan komt de moelijkste opgave. Je zult draagvlak onder de bevolking moeten zien te organiseren en mobiliseren.

Dat vermogen onderscheidt een toppoliticus, soms staatsman genoemd, van de doorsnee leider. Hij moet de burgers van de noodzaak van zijn oplossing overtuigen, ook al staat de boodschap ze in eerste instantie niet aan. Daartoe kun je allerlei pr-trucs inzetten, en die kunnen best werken, maar uiteindelijk geeft de geloofwaardigheid van de leider de doorslag. En voor die geloofwaardigheid heeft hij vertrouwen nodig. Als de burger het vertrouwen in hem verliest, kan hij de oplossing van het wereldraadsel aanbieden, maar dan gaat het ‘m, zoals dat heet, niet worden.

Dit kabinet grossiert in hoofdpijndossiers. Koopkracht, woningnood, stikstof en asielbeleid, om de meest acute te noemen. Laten we als voorbeeld van hoe iets verschrikkelijk fout kan gaan het asiebeleid nemen. Vooropgesteld: asiel is een recht van politieke vluchtelingen waaraan niet getornd mag worden. Het is vastgelegd in internationale verdragen die Den Haag heeft ondertekend. We hebben ons verplicht asielzoekers op ter nemen die in hun thuisland vervolgd worden. En dan is er nog zoiets als een morele verplichting.

De praktische uitvoering van dat recht bezorgt dit kabinet net als de voorgaande onder leiding van Rutte een bijna permanente migraine. De media hebben uitvoerig uit de doeken gedaan waarom het zo mis is kunnen gaan. Met reportages over de mensonterende toestanden in Ter Apel, achtergronden en commentaren over het falend asielbeleid. Dat ga ik hier niet dunnetjes overdoen.

Een veel wijzer man dan ik heeft me eens uitgelegd dat ’tolerantie tellen is’. Mensen zijn bereid vluchtelingen op te nemen zolang het er niet teveel zijn. Een dorp met een paar duizen inwoners moet je niet opzadelen met een asielzoekerscentrum voor 300 tot 400 man. Dat is vragen om moeilijkheden. En niet omdat die dorpsbewoners allemaal racisten zouden zijn.

De belangrijkste fout is de concentratie van asielzoekers op een paar plaatsen. Met spreiding over het hele land had de crisis misschien niet helemaal maar in elk geval goeddeels voorkomen kunnen worden. Zeker, dat was vast niet overal zonder slag of stoot gegaan. Mensen zijn kopschuw geworden door wat ze op de tv hebben gezien en in de krant hebben gelezen met als toegift de ophitserijen in de sociale media. En dat lokale bestuurders daar hun handen niet aan willen branden, kan je ze moeilijk kwalijk nemen. Daarom had Den Haag van meet af aan de regie moeten nemen.

Door dat na te laten heeft een kabinet dat toch al weinig vertrouwen genoot, zelf het draagvlak ondermijnd. En als het tegen blijft zitten,  kan dat Rutte en co bij die andere dossiers zuur opbreken.