‘Die hele lente is een obsceen jaargetijde. Met die bloemen die maar opengaan, en dat je in die kelken kan kijken en die vieze meeldraden en stampers open en bloot ziet hangen. Ik heb daar niet om gevraagd. Laat ze die viezigheid voor zich houden’, aldus de grimmige oud-leraar Duits Otto den Beste.
Hij is een van de vele typetjes die cabaretier en taalvirtuoos Wim de Bie in zijn glanzende loopbaan heeft gecreëerd en gespeeld.
De bozige O den Beste loopt ook in het zonnige voorjaar steevast met zijn zwarte astrakanmuts op, in zijn dikke jas en met zijn tasje met daarin een halfje bruin, een half litertje karnemelk en een half onsje spruitjes.
Hij heeft niks met de lente; heeft er ronduit een hekel aan.
‘Narcissen? Het woord alleen al…, dat zijn vreselijke bloemen, met die giftig-gele kleur. Ziekelijk zelfingenomen bloemen op die lange dunne stelen. Bah!’.
Wim de Bie is aan het begin van de lente overleden. In het jaar dat hij in 1973 in een sketchje met Kees van Kooten al ‘regelde’, voorspelde. Kan het navranter?
De afgelopen dagen heb ook ik gegraven in dat rijke (internet)archief van Koot en Bie; die talloze sketches, typetjes, stemmen, dialogen.
Natuurlijk was het om te lachen, maar in vrijwel elke sketch zat wel ‘n vingerwijzing naar onze samenleving. Het duo hield ons vaak een spiegel voor. We lachten om hen, maar we lachten tegelijk onszelf uit. Omdat het duo ons vaak op sublieme en geestige wijze voor gek zette.
Wim de Bie heeft mensen bijna terloops aan het denken gezet; over wat er mis was en is in onze complexe maatschappij en ieders rol daar in. Denken begint met luisteren en lezen. Nooit met praten, laat staan roepen.
Soms krijg je het idee dat veel mensen niet willen (leren) denken, alsof het te vermoeiend is, te moeilijk. Het is natuurlijk gemakkelijker om anderen te laten denken. Maar voor je het weet gaan die anderen je zeggen wàt je moet denken. Of wàt je moet lezen.
De Japanse schrijver (en marathonloper…) Haruki Murakami (73) waarschuwt daarvoor:
‘Als je alleen maar de boeken leest die iedereen leest dan kan je alleen maar denken wat iedereen denkt’.
Iedereen heeft een mening en dat hoort zo. Maar als je talkshows bekijkt en als je rond neust op de social media, lijkt het alsof iedereen over àlles een mening heeft. En dat is vreemd.
Dat vindt Wim Bekkers ook. Hij is voormalig hoofd van het Kijk- en Luisteronderzoek van de publieke omroep en snapt niet dat de publieke omroep in praatprogramma’s mensen blijft uitnodigen die de ballen verstand hebben van het onderwerp wat ter tafel komt.
Dat geldt trouwens ook voor de praatprogramma’s van de commerciële zenders.
‘Als ik kiespijn heb ga ik naar de tandarts en niet naar de loodgieter. Waarom laten talkshows mensen zonder relevante kennis meepraten’, vroeg Bekkers zich in een recent interview af. Dan wordt het al gauw ‘gelul van een dronken aardbei’, zoals Koot en Bie gezwam in de ruimte noemden.
De schrijver Remco Campert (1929-2022) noteerde eens ’n losse inval: ‘Ik weet heel weinig van heel veel’..
Journalisten herkennen die uitspraak, omdat er enkele variaties van bestaan. Zoals ik een Britse collega eens hoorde zeggen: ‘Journalisten zijn beroepsstrandjutters aan de kusten van andermans wijsheid’.
Je bent nooit te oud om te (durven) zeggen: Ik weet het niet’. Enfin, dat wist de Griekse filosoof Socrates al: ‘Het enige wat ik zeker weet is dat ik niks weet’. In de bescheidenheid herkent men de meester…
De schrijver Toon Tellegen (81) denkt er het zijne van in zijn gedicht:
Ik denk
en vergeet bijna alles
wat ik denk meteen weer.
Ik had dus bijna alles wat ik denk
net zo goed niet kunnen denken.
Waarom toch al die moeite?
Ik weet het niet.
Geef een reactie