Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma wil niet dat parlementariërs de term ‘extreemrechts’ bezigen. Hij zei onlangs tegen Volt-leider Laurens Dassen dat dat woord hem te veel doet denken aan een ‘nazi-vergelijking’.

Ik ben het niet met Bosma eens. Volgens mij moet een volksvertegenwoordiger iedere uitdrukking kunnen gebruiken die niet door de rechter is  verboden. Je mag spreken van ‘nepparlement’ en ‘kopvoddentaks’. Je mag je tegenstanders aanduiden als ‘knettergek’ of ‘miezerig mannetje’. Waarom zou ‘extreemrechts’ dan taboe zijn? ‘Extreemlinks’ mag wat mij betreft ook.

Mij lijkt dat Bosma en politiek verwante personen door de jongste ontwikkelingen in conflict komen met hun opvatting van wat democratie is. In het verleden beweerden ze steeds dat vrijheid boven alles gaat en dat je moet kunnen verkondigen wat je vindt. Dat lijkt mij een toe te juichen standpunt.

Maar de situatie is sinds de verkiezingen van november vorig jaar drastisch veranderd. De PVV is niet langer een oppositiepartij die van mening is dat ze onderdrukt wordt. Ze is veruit de grootste Kamerfractie en regeert binnenkort het land.

Dat betekent dat ze ook moet opkomen voor de belangen van de minderheid. Immers: democratie wil niet alleen zeggen dat de meerderheid regeert, maar dat ze ook de minderheden zoveel mogelijk moet beschermen.

Dat zal niet meevallen. De PVV heeft zich in vrij korte tijd (ze bestaat nog geen twintig jaar) ontwikkeld tot de belangrijkste groepering van Nederland. Ze is gewend aan tegenwerking en onderdrukking, niet aan deelname aan de macht.  Ze is er niet aan gewend mensen met wie ze het oneens is (en die soms een volstrekt tegengestelde mening verkondigen) hun gang te laten gaan. Toch zal dat moeten.

Waarschijnlijk voelt ze helemaal niets voor afwijkende opvattingen. Maar ze regeert niet in haar eentje. Ze heeft coalitiepartners die haar nauwlettend in het oog zullen houden. Zeker het NSC en de VVD zullen dat doen. In beide partijen bestaan behoorlijk wat bezwaren tegen samenwerking met de rechtse populisten. Deze twee partijen staan voortdurend klaar om de nieuwe regering ten val te brengen. Dat mag ik tenminste hopen.

Of het echt gebeurt moeten we natuurlijk afwachten. Maar tot die tijd moet je zo weinig mogelijk een blad voor je mond hoeven te nemen. Bosma (en zijn PVV-chef Geert Wilders) moeten zich er maar op voorbereiden dat niet alles wat ze te horen krijgen even positief is. Ik neem aan dat ze af en toe worden geconfronteerd met ‘nazivergelijkingen’.  Het is niet anders, toch? Wie kaatst moet de bal verwachten.

De Franse achttiende-eeuwse auteur Voltaire zou gezegd hebben: ‘Ik ben het niet met u eens, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.’ Het lijkt mij wat overdreven om te sterven voor de mening van een ander, maar in de teneur van deze mededeling kan ik me helemaal vinden.

Bosma toch ook?