Ronald Koeman is ontslagen bij Barcelona. Mark van Bommel moest eruit bij VfL Wolfsburg. Henk ten Cate kon zijn biezen pakken bij de Verenigde Arabische Emiraten. Nog niet zo lang geleden diende Frank de Boer te vertrekken bij het Nederlands elftal. Om maar een paar kopstukken te noemen.

Voetbaltrainer is een hoogst onzeker beroep. Niet dat je medelijden zou moeten hebben met bovengenoemden, want de financiële regelingen zijn meer dan adequaat. Maar toch, het lijkt me geen pretje om steeds maar weer op een schopstoel te moeten zitten.

Er is eigenlijk maar een beroepsgroep die qua onzekerheid in de buurt komt van de voetbaltrainer. Dat is die van leider van een politieke partij. Ook hier is compassie niet op zijn plaats, want ontslagen of opgestapte partijleiders krijgen doorgaans een prima ander baantje. Ze worden burgemeester van Leeuwarden of commissaris van de koning in Limburg, of iets anders dat voor de meeste mensen niet is weggelegd. Maar niettemin. Het heeft iets verdrietigs als je je ontslag aanbiedt, of weg moet, wat vaak op hetzelfde neerkomt.

Neem de vorige regeerperiode. Sybrand Buma was de leider van het CDA. Alexander Pechtold maakte de dienst uit bij D66. Lodewijk Asscher mocht zich lange tijd de nummer 1 noemen bij de PvdA. Emile Roemer begon de rit als SP-chef. Tunahan Kuzu deelde de lakens uit bij DENK. Marianne Thieme had de touwtjes in handen bij de Partij voor de Dieren. Allemaal zijn ze vervangen. En bij de meesten ging dat niet echt vrijwillig. Eigenlijk bij niemand, behalve wellicht bij Thieme (bij deze sekte-achtige partij kom je daar wat moeilijk achter).

Het is altijd hachelijk om de toekomst te voorspellen, maar ik voorzie dat deze ontwikkeling de komende jaren gewoon verder zal gaan. Qua voelbaltrainers houd ik mijn hart vast voor de toekomst van Roger Schmidt, de oefenmeester van PSV, maar er zijn er vast en zeker meer. En als het gaat om partijleiders zie ik voor zowat iedereen de komende jaren duister in.

Neem Wopke Hoekstra, het nieuwe boegbeeld van het CDA. Die partij leed onder zijn leiding al een zware verkiezingsnederlaag. In de polls is ze inmiddels helemaal weggezakt. Geen blijvertje, die Hoekstra, ben ik bang. Hetzelfde geldt voor D66-leider Sigrid Kaag, wier partij in korte tijd een zeteltje of zeven in de peilingen heeft verloren. Ook voor Lilianne Ploumen van de PvdA en Jesse Klaver van GroenLinks vrees ik het ergste. Op zijn minst moet één van hen het veld ruimen als de door beiden innig gewenste partijfusie doorgaat. Maar het zou mij niet verbazen als hun achterban binnen de kortste keren van allebei genoeg heeft.

Zelfs Mark Rutte mag volgens mij niet achterover leunen. Ooit moet de VVD toch zetels gaan verliezen, en er zijn weinig redenen om aan te nemen dat dat niet de komende kabinetsperiode zal zijn. De meeste partijleiders blijven net zo lang zitten tot iedereen schoon genoeg van ze heeft. Dat zou ook wel eens voor Rutte kunnen gelden.

Er zijn maar een paar politieke leiders die vrijwel onaantastbaar zijn. Om te beginnen Geert Wilders van de PVV. Hij ís die partij, die zonder hem meteen in elkaar zou zakken. Dan maken peilingen en verkiezingsresultaten niet zo veel meer uit. En uiteraard Lilian Marijnissen van de SP. Haar vader was immers de grote man bij deze tomaatrode club en broers of zussen heeft ze niet. Volgens mij is Marijnissen zekerder van haar toekomst dan de koning. Voorlopig in elk geval.