Londenreis 1983. Met 4mavo/havo/vwo in de bus op weg naar St Paul’s Cathedral. Leerlingen van een openbare school doen soms wat lacherig als je het hebt over een abdij, kerk of kathedraal. Je moet uitleggen dat je er de mooiste kunst kan vinden. Ik vertel van mijn bezoek aan de abdij van La Chaise-Dieu in Frankrijk waar ik de Echozaal wilde bezoeken, de Salle de l’Écho, een akoestisch wonder. Na de bouw ontdekte men, wanneer je met je gezicht naar de muur iets fluistert, iemand aan het andere einde van de zaal met zijn oor naar de muur gekeerd je letterlijk kan verstaan. Met hard praten lukt dat niet.

In de middeleeuwen was men zeer bevreesd voor besmettelijke ziekten als melaatsheid waarbij lichaamsdelen wegrotten en je na jarenlang lijden sterft. Voor de middeleeuwer was het noodzakelijk dat hij door te biechten zijn zonden beleed en vergeving kreeg van de biechtvader, die vlak tegenover hem in de biechtstoel zat. Wie melaatsheid had, was uitgesloten. Behalve in La Chaise-Dieu. Daar stond de melaatse aan het ene einde van de Echozaal en biechtvader op veilige afstand aan het andere einde.

‘Wat heeft dit met Londen te maken?’ vraagt een leerling.

‘Ga ik je vertellen,’ zeg ik, terwijl de bus stopt bij St Paul’s. ‘Loop hier rond, bekijk het barokke interieur met z’n versiersels en krullen, blijf staan bij het beeld van Maria links van het altaar, gemaakt door de beroemde Engelse beeldhouwer Henry Moore. Kijk naar het plafond en bewonder de kleurrijke mozaïeken, die koningin Victoria heeft laten aanbrengen, omdat ze het hier een saaie bedoening vond. Daarna gaan we naar boven, 259 stappen naar de Whispering Gallery, de Fluister Galerij. Je kunt er met elkaar praten, terwijl je 34 meter van elkaar verwijderd bent, mits je fluistert, net zoals de melaatsen in de Echozaal van La Chaise-Dieu.

We dalen de trappen van St Paul’s af op weg naar de bus. De leerlingen zijn onder de indruk, kletsen honderduit over het akoestische wonder. Het ene gozertje, dat geen moment heeft geluisterd en geen seconde heeft rondgekeken, komt naast mij lopen.

‘Meneer, meneer,’ zegt hij enthousiast, terwijl hij de kubus van Rubik laat zien, ’ ík heb hem opgelost.’