Het verkiezingscircus begint op toeren te komen. Dat circus kent verscheidene fases met een, hopelijk, oplopende spanningsboog. Het begint met het presenteren van een programma en kandidatenlijst. Dan komen de congressen waar de leden de lijsttrekker op het schild hijsen, een peptalk krijgen van diezelfde lijsttrekker en vol goede moed naar huis gaan. Vervolgens trekt het circus het land in om de burger te ontmoeten en te overtuigen. Het slotakkoord bestaat uit de lijsttrekkersdebatten waarbij de deelnemers de rivalen willen aftroeven en tonen dat het land alleen bij hen in goede handen is. Tenslotte wacht men op verkiezingsavond met het zweet in de oksels op het vonnis van de kiezer.

In al die fases dient iedereen, zelfs de lijsttrekker, zich te onderwerpen aan de campagneleider. Hij is de opperbevelhebber die de lijnen uitzet, de boodschap bewaakt en toeziet dat de rijen gesloten blijven. Afwijkende geluiden worden niet getolereerd, eigen ideeën evenmin, men trekt in gesloten marsorde op naar het stemlokaal. Intussen houdt iedereen angstvallig de peilingen in de gaten.

Over een verkiezingscampagne wordt vaak in militaire termen gesproken. ‘Campagne’ zelf is natuurlijk een militair begrip. Er is ook vaak sprake van strategieën. Er moeten ‘slagen gewonnen worden’. Daarom moet iedereen zich ‘aan het plan houden’. Maar elk beetje campagneleider kent ook de uitspraak van de oud-wereldkampioen boksen in de zwaargewichtklasse. Mike Tyson weet uit ervaring dat ‘iedereen een plan heeft, tot hij een klap voor zijn kop krijgt’. Het is de sportschoolversie van het adagium van de 19de eeuwse Duitse veldmaarschalk Helmuth von Moltke: geen enkel plan overleeft het eerste contact met de vijand.

Een campagneleider houdt dus rekening met ontwikkelingen, tegenslagen, die zijn plannen overhoop kunnen gooien. De rivalen zouden je kunnen verrassen met een meesterzet. Ik denk niet dat een campagneleider daar wakker van ligt. De plannen  van de concurrentie zijn meestal bekend en meesterzetten zijn schaars. Waarvoor hij vooral bang zal zijn, zijn onvoorziene gebeurtenissen in het eigen kamp. Kandidaat X blijkt herhaaldelijk zijn handen niet thuis te hebben gehouden. Kandidaat Y heeft zich verstrikt in louche zakelijke deals. En kandidaat Z blijkt zijn medewerkers te hebben geterroriseerd. Dat houdt hem uit zijn slaap. En dat is de vuurproef waarin hij zich moet bewijzen.

We hebben nu de eerste en tweede fase achter de rug. Afgezien van de ‘beestenbende’, ‘Ouwehands dierenpark’  – hebben we meteen de voor de hand liggende grappen gehad -, bij de Partij voor de Dieren (PvdD) is er niet veel gebeurd. De campagneleiders hebben hun kruit droog kunnen houden. Pieter Omtzigt heeft eindelijk zijn kandidatenlijst gepresenteerd en zijn Nieuw Sociaal Contract (NSC) doet in het hele land mee. Dat was waar men reikhalzend naar uitkeek en dat dit het voorlopige hoogtepunt is, zegt genoeg. Nu is het wachten op de  kandidaat-premier. Toen Omtzigt zijn partij lanceerde verklaarde hij geen minister-president te willen worden, maar hij zou die optie nu toch open houden. De natie wacht met ingehouden adem en bonzend hart af.

Verder zagen we dat Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging (BBB) in rap tempo aan aantrekkingskracht en geloofwaardigheid inboet. De presentatie van Mona Keijzer als kandidaat-premier was al een zwaktebod en haar optreden vorige week tijdens de Algemene Beschouwingen liep uit op een demasqué. Van der Plas diende, surfend op de golven van de bestaanszekerheidsmanie, een motie in om het minimumloon ‘enigszins’ te verhogen zonder aan te geven hoe ze dat ging betalen. Op het Binnenhof is dat een halsmisdaad. Die motie was medeondertekend door Pieter Omtzigt die kennelijk even niet had opgelet.

De grote afwezige is momenteel Frans Timmermans. Zouden ze hem bij GroenLInks-PvdA, of zoals Timmermans zelf zegt, VerenigdLinks, nog even in reserve houden? Om hem op het juiste ogenblik naar voren te schuiven en vervolgens toe te slaan? Te vroeg ‘pieken’ is de nachtmerrie van elke campagneleider. Tijdens de campagne van 2010 lag Emile Roemer met de SP in de peilingen wekenlang ruim aan kop en bij de SP begonnen ze groots en meeslepend te dromen. Maar Roemer kreeg in de eindspurt last van kramp en wat een triomf voor tomaatrood had moeten worden, eindigde in een verpletterende deceptie. Geen Torentje, geen regeringsverantwoordelijkheid maar een depressie, voor Roemer, en wonden likken in de oppositiebankjes.

Timmermans heeft in een baardhaar meer politiek talent dan de ietwat goedzakkerige SP-leider in zijn hele lijf, dus een debacle van Roemerachtige afmetingen is hoogst onwaarschijnlijk. Maar in de laatste peiling van EenVandaag staat VerenigdLinks op 21 zetels, veel minder dan VVD (27) en de Omtzigt-Partij (25). Het is nog vroeg dag en Timmermans heeft zich nog niet in volle omvang aan het volk getoond, maar als ik campagneleider van VerenigdLinks was, zou ik niet in paniek raken, zeker niet, maar me toch lichte zorgen gaan maken. De fusiepartij moet minstens tussen de 22 en 25 zetels halen (nu hebben ze er samen 17) om van een succes te kunnen spreken. Dat VerenigdLinks de grootste wordt, met Timmermans als minister-president, is sowieso een stip die achter de horizon dreigt te verdwijnen.

Timmermans ligt niet erg goed bij de kiezer. Men vindt hem ‘niet sympathiek’. Zelf in de eigen club scoort hij lager dan de collega’s in hun partijen. In een campagne zijn sympathie en gunfactor belangrijker dan het partijprogramma, competentie en bestuurlijke ervaring. Hoe de pr-boys Timmermans’  image gaan bijschaven en oppoetsen, zullen we de komende weken beleven.

En verder ben ik van mening dat er een kiesdrempel moet komen.