Eerst hadden we alleen maar de geleide economie. Het was bedoeld om de scherpe kantjes van de vrije markt weg te vijlen. De overheid kon ingrijpen als het te gortig werd met de prijzen van bepaalde basisbehoeften. Door bijvoorbeeld een plafond in te stellen voor de broodprijs. Ze kon een minimumloon afdwingen, werkgelegenheid stimuleren. Tegelijkertijd werden zekere vormen van dienstverlening angstvallig in eigen hand gehouden. Zoals openbaar vervoer, gezondheidszorg, energievoorziening en de posterijen. En ze had tevens de taak kartelvorming tegen te gaan. Die bereidheid tot ingrijpen was het gevolg van een aantal historische economische ongelukken, voortkomend uit ongebreidelde marktwerking. 

Sinds Margaret Thatcher haar privatisering van de openbare dienstverlening inzette, heeft de politiek weer een omslag gemaakt. Het geloof in de magie van ‘laisser faire’ voor een groot gedeelte weer terug. Daarentegen wordt nu de geleide economie steeds meer vervangen door een ‘geleide democratie’. Een woord dat in toenemende mate te beluisteren valt. Het zou goed kunnen dat het iets te maken heeft met het economische succes van China. Het westen kijkt erna en stelt zich vragen.  Het is wat meer bereid een luisterend oor te geven aan de kritische opmerkingen van Chinese intellectuelen op het westerse ‘democratische’ systeem.

Die vinden  het absurd is te veronderstellen dat het stemgedrag van alle geatomiseerde zielen van een land uit op eigenbelang, automatisch de beste regering oplevert. Bovendien maken ze kritische kanttekeningen bij de steeds wisselende samenstelling van westerse regeringen. Want die maken  lange termijnvisie en continuïteit onmogelijk. ‘Geleide democratie’ zou wel eens een instrument kunnen zijn om dat te verhelpen.  

En wat is dan geleide democratie? In een notendop komt het erop neer dat kiezers op het ‘juiste’ spoor gezet moeten worden. Ze moeten hun stem op de ‘juiste’ partij uitbrengen. Iets dergelijks is natuurlijk onmogelijk zonder de publieke opinie te beïnvloeden middels de omroepen en de media. Ook in westerse landen is men er niet vies van.    

In Rusland  is men eveneens met het probleem bezig. Een man als Anton Vaino, stafchef van Poetin, heeft de mond vol van geleide democratie. Deze man vindt  dat de economie en de maatschappij zo complex zijn geworden dat ze met met traditionele middelen niet meer te besturen zijn. Wat nodig is zijn nieuwe manieren om die te reglementeren en te controleren. Een instrument dat dit zou kunnen is de ‘nooscoop’, die deze man naar eigen zeggen heeft  uitgevonden.  

Wat is nu een nooscoop? Om er wat van te snappen moeten we behoorlijk wat tijd teruggaan. Naar de wetenschapper en Jezuïet, Teilhard de Jardin, met als zijn meest bekende boek Het verschijnsel Mens. Daarin maakt hij gebruik van het begrip ‘noosfeer’. Naast bijvoorbeeld  biosfeer,  waarin al de biologische ontwikkeling zich voltrokken heeft. De ‘noosfeer’ (van het Griekse nous= geest, verstand) zou dan de imaginaire ruimte zijn waarin het evolutionaire proces van de mens plaatsvindt. Terloops zij opgemerkt dat Teilhard de Chardin  in dat proces een richting zag, de z.g. ortogenese. De mens zou zich steeds meer ontwikkelen in de richting van God ongeveer zoals het dialectische proces bij Hegel in de richting van de ‘Wereldgeest’ beweegt. Voor Teilhard was dat grotendeels een spiritueel proces, zich afspelend in intermenselijk contact en handelen, waarbij economie slecht een onderdeel kon zijn.  

De ‘nooscoop’ van Vaino zou dan een instrument moeten zijn om dat proces vast te leggen. Maar deze man van oorsprong econoom, legt juist de nadruk op het economisch handelen van een maatschappij. Hij wil vastleggen welke financiële transacties, aankopen, werkzaamheden e.d. in de maatschappij als geheel plaatsvinden. Het komt erop neer de maatschappij te vereenzelvigen met haar economische activiteit. En daarmee zou ze dan in principe controleerbaar worden.   

Het roept parallellen op met de beweringen van iemand als Harari. Met zijn lezingen trekt hij de wereld rond om ons op het hart te drukken dat we onze democratische stem beter door een computer kunnen laten uitbrengen. Want die zou ons beter kennen dan wij onszelf. In de cloud is ons hele hebben en houden immers geregistreerd. Wat we hebben aangekocht, wat we aan filmpjes bekijken, welke spelletjes we doen, waar we ‘likejes hebben geven op Faceboek, gegeten hebben enz. enz. Het algoritme geeft ‘objectief’ weer wat we zijn. Het wordt daarbij niet gehinderd door de efemere emoties van het moment, die dat objectieve ‘model’ zouden kunnen vertekenen. Ook hier is de mens gereduceerd tot (een gedeelte) van zijn handelingen.  

Een dergelijke reductie is in feite niet nieuw. In de psychologie deed het zich al eerder voor. In het behaviorisme werd het menselijk bewustzijn teruggebracht tot gedrag. Bewustzijn is onwaarneembaar. Maar menselijk gedrag is zichtbaar. Daar kun je als wetenschapper dan iets mee.  Toen ik een blauwe maandag wat colleges volgde aan wat toen nog de Hogeschool van Tilburg heette, we schreven begin jaren 70, hadden we er docenten die er heilig in geloofden. Niettegenstaande het feit dat een man als Arthur Koestler in zijn boek ‘The Ghost in the Machine’ reeds een vernietigende kritiek op die behavioristische beweging had geschreven en er niets van heel liet.

Zo hadden we er een prof, die zonder blikken of blozen beweerde, dat ‘de bewustzijnsinhoud’ van een gevangene en zijn bewaker in wederzijdse afhankelijk gevormd worden door de interacties die tussen ze plaatsvinden. Uiteraard gaat die bewaker na werktijd naar huis en zet zich met zijn vrouw aan het avondmaal. Kortom er is geen gelijkwaardige verhouding tussen die twee. Om dat in te zien is zelfs geen boerenverstand nodig. De reden waarom die gevangene in zijn cel zit, is juist dat die relatie niet gelijkwaardig mag zijn. De man heeft straf. Er is een kwalitatief (helaas niet waarneembaar) verschil. Toen ik dat opmerkte, werd me te kennen gegeven dat ik beter kon ophoepelen naar de theologische faculteit aan de overkant.  

Ideeën kunnen hardnekkig zijn. Deze tijd heeft zich opnieuw gegeven aan het behaviorisme in een andere vorm. Computers moeten nu het werk doen om ons bewustzijn te registreren, zodat we weten wie we zijn en waar we voor staan. Eerlijkheidshalve moet vermeld worden dat ook onder Russische intelligentsia behoorlijk wat scepsis is ten aanzien van die z.g. nooscoop. Sommige wetenschappers noemden het daar klinkklare onzin, die met wetenschap niets te maken heeft. Maar Poetin heeft er kennelijk wel oren na en dat is niet onbegrijpelijk. Het zou een pracht van een instrument zijn om de massa de ‘goede’ kant op te krijgen.  

Al een eeuw geleden betoogde de Franse filosoof Henri Bergson, dat het menselijk bewustzijn met niets te identificeren is. Hij probeerde dat te vangen onder het begrip ‘duur’. In zijn eigen woorden: ‘alles zet uit terwijl het voortduurt’. Wat hij bedoelde is dat elk moment nieuw is (het elan vital) terwijl het voorbije in het geheugen toch aanwezig blijft. Anders gezegd het bewustzijn is niet beet te pakken. Op het moment dat je het probeert is het alweer anders.  

Een man als Sartre laat ook blijken de invloed van Bergson te hebben ondergaan als hij zegt: de mens is niet opdat hij worde. Maar na Sartre kwam het structuralisme -dat kort door de bocht gaande- het menselijk bewustzijn wilde zien als een product van een vigerende structuur. Aan het bewustzijn werd haar autonome positie ontnomen. De menselijke vrijheid zoals Sartre die nog zag, werd gewurgd. Het structuralisme en de excessen die eruit voortkwamen  is een soort van maatschappelijk behaviorisme, Menselijk gedrag is er vervangen door structuur. Deze gedachte, de mechanistische opvatting van de mens, heeft nu algemeen ingang gevonden. Harrari ontleent er zijn algoritme aan dat voor ons gaat stemmen en Vaino zijn nooscoop. De ironie van dit alles is dat zonder een autonoom bewustzijn geen enkele structuur  te ontdekken is. In de loop der tijd is daar al talloze malen op gewezen.    

Tientallen jaren geleden kwam de Franse filosoof Henri Lefebre met een waarschuwing. Als het structuralisme zich zou verbinden met de informatica zou dat  de deur wagenwijd openzetten voor een totalitaire maatschappij. Het lijkt erop dat we met al het ‘model denken’ nu die kant op gaan. Niet uitsluitend omdat dit van ‘bovenaf’ opgelegd wordt maar ook omdat het van ‘onderaf’ geaccepteerd wordt.    

De gedachte dat computers het beter weten wordt in brede kringen aangehangen. Als we iets niet weten vragen we het aan onze telefoon. Zelf hoeven we niets meer te weten. Eigenlijk ook niet meer na te denken. Ik kan me heel goed voorstellen dat een grote groep mensen straks blij is zijn stem door een computer te laten uitbrengen. En er alle vertrouwen in hebben dat die dat beter kan dan zijzelf. In de middeleeuwen dachten de horigen per slot van rekening ook dat het om een door God gegeven orde ging, waaraan ze zich in devotie onderwierpen. Deze nieuwe horigen hebben de computer tot hun godheid gemaakt.