Een stamkapper heb ik nooit gehad. Een stamkroeg eigenlijk ook niet.
Logisch, met al die verhuizingen in de afgelopen tientallen jaren. Het vinden van kroegen en café’s waar ik me afwisselend tijdelijk thuis voelde was overigens geen probleem.
Maar met kappers, waar dan ook, heb ik nooit echt geluk gehad. Ik kreeg ze maar niet uitgelegd hoe ik het zou willen hebben. Of misschien vroeg ik naar een coupe die met mijn haar(groei) niet haalbaar is.
Aanvankelijk droeg ik vele jaren het haar zonder scheiding; losjes achterover gekamd, de oren vaak bedekt. Het was min of meer de mode en ik had te veel haar om er permanent een echte scheiding in aan te brengen.
Totdat ik wat zorgvuldiger werd en wél een scheiding aanlegde, rechts.
Dat ging jaren goed totdat een kapper me – en ik echt niet meer wie, waar en wanneer – een noodzakelijke wisseling van scheiding aanpraatte: van rechts naar links, zonder politieke betekenis of bijbedoeling.
Al moest ik even aan die uitspraak van Winston Churchill (1874-1965) denken: ‘Wie jong is en niet links heeft geen hart; wie ouder is en niet rechts heeft geen verstand’.
Enfin, die kapper vertelde me dat ik jarenlang, tegen m’n haargroei in, de scheiding aan de verkeerde kant droeg. Want haren en kruinen kunnen eigenzinnig zijn.
Sindsdien ligt de scheiding dus links op m’n hoofd. Veel verschil maakt het niet. Bovendien ben ik nogal slordig in het trekken van messcherpe scheidingen.
Ik kan natuurlijk overwegen om de scheiding in het midden te leggen, politiek neutraal, maar dat krijgt geen kapper voor elkaar.
Ik ken mensen die al jaren bij dezelfde kapper komen. Soms uit noodzaak omdat er maar één barbier in hun dorp praktijk heeft. Maar de meesten hebben een vaste kapper omdat ‘ie bevalt.
Natuurlijk zit ik liever bij de kapper dan in de stoel bij de tandarts, maar echt leuk vind ik die knipbeurten niet.
Dat ligt aan mij. Ik heb geen hekel aan het knippen zelf, maar aan het gepraat, het eindeloze geouwehoer van de kapper(s).
Een paar jaar geleden ontving paus Franciscus een grote groep kappers en schoonheidsspecialisten in audiëntie.
Het schijnt een vermakelijke bijeenkomst te zijn geweest. Maar Franciscus had ook enkele vermanende en inspirerende woorden voor de barbiers: ‘Behandel uw cliënten hoffelijk en met vriendelijkheid. Probeer hen altijd een goed en bemoedigend woord te bieden en geef niet toe aan de verleiding van roddel en kleinzielige praatjes. Ieder van u kan bij het uitvoeren van dit typische beroep altijd rechtschapen handelen en een positieve bijdrage leveren tot het algemeen welzijn van de samenleving’.
De aanwezige kappers schijnen er even stil van te zijn geweest…
Kappers zijn verkapte sociaal werkers: belangstellend naar het wel en wee van hun klanten. Maar eigenlijk horen ze zichzelf liever praten dan de klant.
Ik vond veel kappers bij wie ik me heb laten bijwerken vrijpostig, nieuwsgierig. En het is ronduit irritant dat ze van alles verstand (lijken te) hebben…
Als ik in handen val van een jong kapstertje durf ik nog wel eens te zeggen dat ik graag wat meegebrachte krantenartikelen wil lezen en dan verloopt de knipbeurt in aangename stilte.
Bij mannelijke kappers durf ik dat niet en stel me in op een half uurtje luisteren.
Want nadat ze gevraagd hebben hoe je je haar geknipt wilt hebben, beginnen ze aan een eindeloze monoloog.
Ze halen niet alleen haar van je hoofd, maar ze praten en vragen je ook nog eens de oren van de kop. En ik heb eerlijk gezegd niet altijd zin om uitvoerig mijn levensverhaal te vertellen.
Ik ben onlangs voor de derde keer op rij bij alweer een andere kapper geweest. Een buitengewoon aardige Marokkaan die op donderdag en vrijdag een kleine seniorenkorting geeft, die ik dan terug stort als tip. Everybody happy.
‘Gauw terug komen’, kreeg ik de laatste keer van hem te horen. ‘Dan kan ik even bijknippen’. Bijpràten zal ‘ie bedoelen. Ik laat m’n haar nog maar even groeien…
Geef een reactie