Wanneer we het hebben over fuseren in de politiek, gaan de gedachten automatisch naar de PvdA en GroenLinks. Dat ligt voor de hand. De PvdA is een partij die zich heeft overleefd en GroenLinks dreigt te stranden als een nichepartijtje, thuishaventje voor de hoogopgeleide, progressieve deugmens. Dit speelt en zeurt al zo lang dat je ze zou willen adviseren haast te maken. Het gezamenlijk optrekken van Liliane Ploumen (PvdA) en Jesse Klaver  (GL) tijdens de formatie had iets aandoenlijks: kijk ons eens eensgezind en vastberaden zijn. Maar het wordt nu wel tijd om spijkers met koppen te slaan.

De fixatie op PvdA en GL verbloemt dat er nog twee partijen zijn die dringend voor een fusie in aanmerking komen. Het CDA en de ChristenUnie zitten in een vergelijkbare situatie als de collega’s op links. Het CDA is net als de PvdA een emancipatiepartij waarvoor de klus er op zit. Ze lijden beide ernstig aan vergrijzing van de aanhang en hebben geen ideologisch en levensbeschouwelijk overtuigend verhaal meer. Op eigen kracht redden ze het misschien nog net naar het kerkhof. De CU zit in dezelfde boot als GL. De gristenen blijven hangen op 5  zetels. Een betere score lijkt er niet in te zitten.

Willen de confessionelen nog een toekomst hebben, zullen ze moeten fuseren. Dat zal niet makkelijk gaan want wat voor een buitenstaander onvermijdelijk en logisch lijkt, is voor partijgangers vaak onverteerbaar. Er wordt inderdaad nogal wat van ze gevraagd. Fuseren gaat van au. Opgeven van het eigen nest, aangaan van een onzeker avontuur, dat doe je alleen als het water je aan de lippen staat. Niettemin, het kan redelijk tot goed uitpakken zoals ze allebei eerder hebben ervaren. Zowel het CDA als de CU zijn producten van geslaagde fusies.

Het einde van de verzuiling ruim 50 jaar geleden dreigde een drama te worden voor die drie gevestigde confessionele partijen, KVP (katholiek), ARP (gereformeerd) en CHU (hervormd). Ze zagen door de culturele revolutie van die jaren, met name de oprukkende secularisering, hun kiezers weglopen en hun machtsbasis wegbreken. (De grootste, de KVP, had in 1963 in de Tweede Kamer nog 50 zetels, een derde van het totaal. Tien jaar later waren het er 27). Wilde de christendemocratie haar dominerende rol blijven spelen, zat er niets anders op dan de slinkende krachten te bundelen. Dat werd het CDA.

Zeker in het begin was er veel gesodemieter. De ‘bloedgroepen’ (zo heetten de voormalige partijen nu in CDA-verband) vertegenwoordigden andere opvattingen over politiek. De KVP was meer van de Realpolitik, de ARP was bezig met beleid op basis van de Schrift en de CHU was van alles niks. Er werd natuurlijk ook gebakkeleid over wie welke baantjes kreeg. Daarbij eisten de respectieve bloedgroepen op basis van de oude machtsverhoudingen hun aandeel op. Dat zorgde voor grote spanningen. Menig spijtoptant die zijn ambities gedwarsboomd zag, had de fusie het liefst willen terugdraaien. Maar het machtsperspectief verzoende veel, zo niet alles. Het CDA bleef lang de onvermijdelijke regeringspartij.

Daar kunnen ze nu alleen nog maar van dromen. Het gaat al jaren bergaf en de weg omhoog, – als die er al is- ,  ligt in de mist. De vooruitzichten zijn beroerd. Het CDA vertoont steeds meer en heftiger ontbindingsverschijnselen. Slechte verkiezingen, schandalen (Sywert van Lienden en corona), machtsstrijd (met en rond Pieter Omtzigt) en falend bestuur.  De CDA-er die nog naar de peilingen (7 zetels) durft te kijken, krijgt meteen migraine. Hij kan alleen hopen én bidden dat de kabinetsformatie enig respijt biedt.

Als er lieden bedreven zijn in hopen en bidden, zijn het de leden van de ChristenUnie. 20 jaar geleden leidde dat tot de fusie van twee kleine gereformeerde splinters, het GPV en de RPF. Voor hen gold toen dat ze op eigen benen alleen maar naar de ondergang konden strompelen. De fusie zal ongetwijfeld de nodige voeten in de aarde hebben gehad, maar met de Heer aan hun zijde moest het wel goed komen. De CU is nu een kleine, maar zekere factor op het Binnenhof.

De vraag nu is natuurlijk: hebben beide partijen iets te winnen met een fusie? Voor het CDA is die vraag vermoedelijk het makkelijkst te beantwoorden. Ze zullen aan het idee moeten wennen maar er is geen andere oplossing. Ze kunnen blijven doormodderen maar dan kan de volgende partijleider de kaars uitblazen. De hoop is natuurlijk dat er opeens een charismatische leider opstaat die met een fantastisch verhaal alle doemscenario’s wegblaast. Dat kan, maar zo’n wonder is meer iets voor achter de kerkdeur. Een partij op haar retour heeft meestal de bijpassende leider. Kijk maar naar de PvdA.

Bij de CU zullen de aarzelingen groter zijn. De CU is een nog echt confessionele partij. Bij het CDA is de C hooguit een relikwie uit voorbije tijden. Het CDA is sinds jaar en dag een conservatieve middenpartij die niet eens meer lijkt te geloven in het eigen verhaal over ‘normen en waarden’. Een fusie met het CDA zou voor Gert-Jan Segers c.s. een verdunning van de evangelisch geïnspireerde boodschap zijn. Machtspolitiek staat bij hen niet op het programma. Beginselen hebben doorgaans voorrang, al weet Segers inmiddels wel hoe je een ‘meloen doorslikt’. Desondanks, samengaan met een gedemoraliseerd gezelschap als het CDA lijkt geen aanlokkelijk vooruitzicht.

Toch, een fusie kan ook voor de CU zijn voordelen hebben. Zeker bij de onstuitbaar lijkende versnippering van de polderpolitiek. Groot zal de nieuwe partij, werknaam de Christelijke Volkspartij, vermoedelijk niet worden maar met 12 à 14 zetels doe je meer dan met de huidige 5. Als ‘verantwoordelijke middenpartij’ ben je  bovendien onmisbaar bij de regeringsvorming en kan je door stevig onderhandelen meer binnenhalen.

Enfin, het idee moet rijpen en het zal zeker nog jaren duren. De nood zal voor het CDA zo mogelijk nog hoger moeten worden. Bij de CU zullen ze zich wat  ‘rekkelijker’ moeten opstellen, maar dat is politiek. De CU heeft al bewezen meer te zijn dan louter een getuigenispartij. Een garantie op succes is er niet en misschien is het niet meer dan uitstel van afstel. Maar, je weet het in deze nooit,  misschien rust er Gods zegen op.