Wonderkinderen. Ze bevestigen de regel dat alle kinderen gewoon zijn behalve de uitzonderingen. Al is natuurlijk elk kind een wonder; althans bij zijn/haar geboorte.
Mozart was zo’n wonderkind. Vader Leopold sleepte zijn muzikaal begaafde zoon half Europa door op zoek naar erkenning, bewondering en goudstukken.
Dat is gelukt: Wolfgang Amadeus werd (h)erkend als een wonderkind en de familie Mozart spon er aanvankelijk garen bij.
Maar het heeft tussen vader en zoon ook tot dissonanten geleid.
Vader Leopold begreep drommels goed dat hij op muzikaal gebied niet in de schaduw van zijn zoon kon staan, maar hij deed er alles aan om Wolfgang de erkenning te laten krijgen die hij zelf nooit had gehad.
Onbaatzuchtige, trotse, ambitieuze en liefdevolle vaders projecteren hun eigen idealen en niet bereikte prestaties graag op hun zoon. En doen er (financieel) alles aan om – voor zover nodig – diens carrière te bevorderen.
We kennen allemaal wel voorbeelden van die vader-zoon-relatie, ook in de sport. Voorbeelden van vaders die dezelfde sport beoefenden als hun zoon, maar niet zo succesvol.
Waar het wielerfenomeen Mathieu van der Poel ook fietst: papa Adri is nooit ver weg.
Vader Jos Verstappen slaat geen race van Max over en Danny Blind springt bij elke goal van zijn zoon Daley juichend uit de dug-out.
Vaders als coach, super-fan, raadgever en (soms) betweter…
Alweer even geleden las ik een interessant interview met de meesterslijper van messen en scharen, Jeffrey Passieux (56). Trots op zijn beroep, op zijn bedrijf in de buurt van Goes.
Een moderne scharensliep, zoals zijn vakgenoten vroeger wat geringschattend werden genoemd.
Zijn vader zei altijd: ‘Je hoeft niet goed te zijn, als je maar beter bent dan de rest’.
Er zijn meer van dat soort oneliner-‘adviezen’ zoals: ‘Het gaat er niet om hoe je begint, maar om hoe je eindigt’.
Willen winnen, de beste zijn. Op welk gebied dan ook. Zelfs bij het sjoelbakken. Het zit in de mens ingebakken.
Daarom lijkt de uitspraak van de internationaal befaamde tuinontwerper Piet Oudolf (77) opvallend tegendraads: ‘Als je niet kunt winnen is een competitie alleen maar tijdverlies’.
Het klinkt negatiever dan hij het bedoelt.
Hij constateert dat je niet moet beginnen aan een competitie waar je niks te zoeken hebt. En dat je je tijd vooral moet besteden aan zaken (en competities) waar eer te behalen valt, in je specialistische vakgebied.
Als je er op gaat letten kom je veel van die levenslessen tegen, ook van jonge mensen, zoals: ‘Je kunt altijd meer dan je denkt’ (hardloopster Femke Bol), ‘Als je geen pijn voelt ga je niet hard genoeg’ (wielrenster Annemiek van Vleuten) en ‘Ik geloof niet in middelmaat’ (choreograaf Daan Wijnands).
Enfin, iedere vader hoopt toch dat zijn zoon goed terecht komt.
Ik lees deze zin nog eens en realiseer me voor de zoveelste keer dat het woordje goed overbodig is. Je kunt namelijk niet slecht of verkeerd terecht komen, zoals ik al in de eerste week van mijn journalistieke loopbaan leerde van mijn toenmalige hoofdredacteur bij het Eindhovens Dagblad, Steef Zoetmulder.
Die kon zich ergeren aan het volgens hem veelvuldig verkeerde gebruik van het woord terecht; in zinnen zoals: ‘De auto kwam na de botsing in de sloot terecht’.
Onzin, vond hij dat. Een auto hoort niet in ’n sloot. Dus kwam ‘ie niet terecht. Hij belandde er.
Terwijl een kat wèl op z’n pootjes terecht kan komen…
Er wordt terecht gesproken van een taalschat, die geweldige rijkdom aan woorden en uitdrukkingen. De kunst is alleen om ze goed te gebruiken, er zinnig en zinvol mee om te gaan.
Een dierbare vriend stuurde me een vierregelige overpeinzing van de onlangs gestorven Vlaamse dichter Stijn de Paepe, pas 42 jaar jong.
De tijd is rijp,
dus bloemlees en begin.
Niet alles wat geen nut heeft,
heeft geen zin.
‘Over de laatste twee regels moet ge even peinzen’, schreef hij, ‘maar ’t klopt’.
Geef een reactie