In de economie kennen we het begrip ‘creatieve destructie’. Dit is 80 jaar geleden bedacht door de Oostenrijks-Amerikaanse econoom Joseph Schumpeter. Het gaat daarbij om bedrijven, sectoren, die niet weten te innoveren en daarom gedoemd zijn te verdwijnen. Soms gaat dat heel heftig en snel, reden waarom Schumpeter vaak rept van de ‘storm van creatieve destructie’.

Dat is triest voor werknemers die hun baan verliezen en aandeelhouders die hun geld in rook zien opgaan. Maar het heeft ook zijn goede, creatieve, kant. Andere, wel innovatieve en dynamische bedrijven grijpen hun kans en dragen zo bij aan meer welvaart. Het is een doorlopend proces en je kunt er donder opzeggen dat ook die nu innovatieve ondernemingen eens zullen worden weggeblazen. Het kapitalisme ontziet niets en niemand. Geen ondernemer kan op zijn lauweren rusten.

Kaag tergt Rutte

Je kan dit proces, zij het minder radicaal, ook aan het werk zien in de politiek. Er zijn partijen die tientallen jaren hun stempel op de politiek hebben gedrukt, ministers en minister-presidenten hebben geleverd, mede de agenda hebben bepaald en het land hebben bestuurd. En dan komt de klad erin, eerst langzaam, van Schumpeters storm is geen sprake. De neergang voltrekt zich geleidelijk. Verkiezingen beginnen tegen te vallen, de ooit zo vanzelfsprekende aanspraak op de macht wordt steeds minder vanzelfsprekend en langzaam maar zeker sluipt de twijfel binnen.

Dat gaat vaak gepaard met discussies over de koers, herbezinning, herbronning, herijking en meer van dat soort bezweringsrituelen. Die blijken weinig uit te halen en de verkiezingen eindigen steeds vaker in mineur. Tot tenslotte de storm echt opsteekt en van een ooit grote partij weinig meer over blijft dan een schuilkelder voor de laatste trouwe kiezers. Vervolgens breekt de pleuris uit, geeft iedereen elkaar de schuld en lopen ook die laatste trouwe kiezers weg.

De PvdA is het voor de hand liggend voorbeeld van deze deprimerende ontwikkeling. De de sociaaldemocraten zijn begonnen als een emancipatiebeweging, ter verheffing van de arbeiders. Dat is een groot succes geworden met als sluitstuk de verzorgingsstaat. Dat hebben de sociaaldemocraten uiteraard niet alleen gedaan. De christendemocraten en liberalen hebben ook hun aandeel geleverd, maar de verzorgingsstaat geldt vooral als het grote sociaaldemocratische wapenfeit. En die verdienste is blijvend.

 

De polderpolitiek speelt zich sinds jaar en dag af binnen de sociaaldemocratische bandbreedte. Nederland is een door en door sociaaldemocratisch land. Geen partij, ook de zogenaamd neoliberale VVD niet, zal het in zijn hoofd halen om de verzorgingsstaat te ontmantelen. De discussies gaan vooral over de betaalbaarheid, het tegengaan van misbruik, en de vraag of de voorzieningen de bereidheid tot werken ondermijnen. In die discussies wordt dat vaak opgeklopt tot ‘excessen van het neoliberalisme’ (het nieuwe scheldwoord) alsof dat in dit land ooit echt een poot aan de grond heeft gekregen. (Wie neoliberale kaalslag wil zien, moet naar de VS en het VK gaan).

Met tot stand brengen van de verzorgingsstaat zat het werk er voor de sociaaldemocraten op. Dus wat nu? Een partij heft zichzelf nooit uit eigen beweging op. Er is teveel geschiedenis, teveel traditie en teveel sentiment en emotie in geïnvesteerd. Ze gaat op zoek naar een nieuwe rol. Die rol wordt zelden gevonden. De PvdA werd o.a. Nieuw Links, multiculti, solidair met de Derde Wereld, de politieke arm van de vredesbeweging en verloor gaandeweg zijn natuurlijke achterban. Het werd afgesloten met het ‘afschudden van ideologische veren’. De PvdA is nu een kleine partij zonder aansprekende ideeën, elan en overtuigende leiders. Het enig vooruitzicht is een fusie met die andere losers, GroenLinks.

En nu valt ook de andere ooit grote emancipatiepartij, van het confessionele volksdeel, ten prooi aan de creatieve destructie. Het CDA doet er iets langer over dan de PvdA maar ook hier dreigt het doek te vallen. De christendemocraten hebben het bestaan weten te rekken doordat de drie grote confessionele partijen, de katholieke KVP, de gereformeerde ARP en de hervormde CHU 50 jaar geleden besloten de afnemende krachten te bundelen. Die fusie was lang een succesnummer, vooral dankzij de lang zittende minister-president, Ruud Lubbers. Maar het gezangboek kan nu dicht. De secularisering eist zijn tol. De aanhang vergrijst en de weg naar het kerkhof is ook de route van de partij.

De teloorgang van het CDA gaat vergezeld van de gebruikelijke ontbindingsverschijnselen. Er is veel ruzie, een reuzeschandaal (Sywert van Lienden en zijn corona-actie), gedoe over de koers, een partijtop die op de tast een uitweg probeert te vinden en kiezers die als ze al niet langs natuurlijke weg zijn afgehaakt, het voor gezien houden. Een deel van de partij had zijn hoop gevestigd op de inmiddels vertrokken Pieter Omtzigt. Omtzigt is zonder meer een goed Kamerlid maar of hij de gedroomde politieke leider was, is zeer de vraag. Toch teveel Einzelgänger. Dat was de positieve typering. Wie hem minder goed gezind was, smiespelde achter de hand over een ‘ongeleid projectiel’. Enfin, hij gaat voor zichzelf beginnen dus het speelt niet meer.

Het komend weekeinde komt dit gezelschap bij een om de situatie te bespreken. Het is de gelegenheid voor de leden om stoom af te blazen en voor de leiding om de hand in eigen boezem te steken. Hier en daar zal een rekening vereffend worden. Misschien rolt er een kop. Omtzigt is er niet bij maar zal niettemin dominant aanwezig zijn. Het hele gebeuren vindt plaats in zijn schaduw. Ondertussen moeten er ook zaken geregeld worden. Met als belangrijkste de vraag of het CDA meedoet aan een minderheidscoalitie of in de oppositie op adem wil komen en op betere tijden gaat hopen.

Het zijn stuiptrekkingen. Het CDA is er net als de PvdA niet in geslaagd zich te vernieuwen en zal daarom evenmin ontkomen aan de creatieve destructie. De christendemocraten hebben een belangrijke, vaak positieve rol gespeeld, maar het zit erop. Het kan nog even duren, maar de boel wordt opgedoekt.