Dertig jaar geleden waren mijn Deense collega Jesper en ik op weg naar een township niet ver van Johannesburg. Nelson Mandela zou er spreken. De stemming in het land was gespannen, hoopvol en angstig. De eerste en belangrijkste taak van de toekomstige, eerste zwarte president was proberen de vrede te bewaren. Daarin was hij eerder geslaagd toen het land na de moord op de zwarte communistenleider Chris Hani en een mislukte Boerenopstand dreigde weg te zinken in een burgeroorlog. Op dat moment was elk woord van Mandela van levensbelang.
Onderweg pikten we twee zwarte lifters op. Ze waren in opperbeste stemming. We reden langs een welvarende buitenwijk. Grote, maar geen protserige huizen. Een van de jongens zei: hier wonen wij straks. Ik vroeg of hij een grap maakte. Nee, na de verkiezingen ging hij hier wonen. In een huis met zwembad. Jesper en ik keken elkaar aan. De andere jongen lachte. Toch een grap? Nee, hij wilde naast zo’n huis ook een ‘bakkie’ (auto met open laadbak).
Als ik het toen nog niet begreep, was dit het moment waarop ik het wel moest begrijpen. De verwachtingen waren enorm, overweldigend. Ze moeten getemperd worden, in realistische banen geleid, anders was de regering van de bevrijdingsbeweging ANC tot mislukken gedoemd. Als Mandela en het ANC daarin niet slaagden, ging de regenboognatie een duistere toekomst tegemoet.
Niettemin overheerste het optimisme. Iedereen wilde, soms tegen de klippen op, geloven in het ‘nieuwe Zuid-Afrika’. De problemen waren immens, maar konden met ieders goede wil opgelost worden. Blank en zwart konden vreedzaam samen leven, de blanke welvaart kon eerlijk onder de zwarte medeburgers verdeeld worden en de zwarte partijen hoefden elkaar onder het nieuwe democratische bewind niet langer naar het leven te staan. Dat ging niet van de ene dag op de andere, maar het moest en zou mogelijk zijn. Niet in de laatste plaats omdat het land in Mandela een leider had met een bovenmenselijk moreel gezag.
Woensdag staat Zuid-Afrika weer voor een historische verkiezing. Dit keer is er geen sprake van optimisme en een betere toekomst. Bij de parlementsverkiezingen dreigt het ANC voor het eerst zijn meerderheid te verliezen. Het zou de afrekening zijn van 30 jaar bestuurlijk en economisch wanbeleid en corruptie. De verwachtingen van toen zijn niet eens in de meest bescheiden omvang zelfs maar voor een minimaal deel waargemaakt.
Op veel plaatsen komt er geen water uit de kraan, valt de elektriciteit om de haverklap uit (bij wie elektriciteit heeft), en op de weg loop je vaak vast in pot holes en gaten groot als kraters. Het falen van deze basale voorzieningen en het wegbreken van de infrastructuur zijn de symptomen van een peilloze malaise. Een derde van de bevolking is werkloos, onder de jeugd bijna de helft. Het land heeft waarschijnlijk de meeste moorden en verkrachtingen per inwoner. En een buitenlands bedrijf bedenkt zich wel tig keer voor het besluit in Zuid-Afrika te investeren.
Een verloedering op deze schaal heeft veel oorzaken, maar helaas koos Zuid-Afrika na Mandela vooral de verkeerde president. Onder Thabo Mbeki zette de neergang in en onder zijn opvolger Jacob Zuma raakte die in een stroomversnelling. Zuma was zo corrupt dat hij bijna een karikatuur was uit een stripboek. Hij leverde het land uit aan Indiase zakenlui, de Gupta’s, die jarenlang met zijn instemming (en tegen passende beloning) de staat ongestoord konden plunderen. Het kostte hem uiteindelijk de kop, waarna zijn opvolger, de huidige president Cyril Ramaphosa, mocht proberen de puinhopen op te ruimen.
Ramaphosa is uiteraard een verbetering, maar evenmin de juiste man. Misschien is geen enkele politicus in staat om langs democratische weg de boel enigszins op orde te krijgen. Hier en daar kun je dan ook horen dat het tijd wordt voor een ‘sterke man’. Ramaphosa mag voor Zuid-Afrikaanse begrippen redelijk integer zijn, – hij is wel opvallend snel opvallend rijk geworden -, hij is geen doortastend bestuurder. Pappen en nat houden werkt in een functionerende democratie maar niet in een land op de rand van de chaos en anarchie.
Als het ANC zijn meerderheid verliest moet het op zoek naar een coalitiepartner. De beste zou de liberale Democratische Alliantie (DA) zijn, maar dat is vooral een blanke partij en komt daarom eigenlijk niet in aanmerking. De Economic Freedom Fighters (EFF), een radicale, marxistische afsplitsing van het ANC, die ook wordt genoemd, is rabiaat anti-blank, en heeft een leider die tien keer charismatischer is dan Ramaphosa. Julius Malema wil de economie nationaliseren, blanken het land afnemen en verdelen onder zwarten. Ondanks de groeiende populariteit van hemzelf en zijn programma zit de grote doorbraak er vermoedelijk niet in. Zuma doet mee met een eigen partij, anti-blank en populistisch, maar is zelf door een veroordeling wegens corruptie niet verkiesbaar.
Soms vraag ik me wel eens af wat Mandela zou denken als hij van boven het droeve tableau kon zien? Zou hij het eens zijn met die andere grote Zuid-Afrikaan, bisschop Desmond Tutu, die in 2014 al had verklaard dat hij niet langer op het ANC kon stemmen? En het ergste moest toen nog komen.
Na Mandela’s toespraak, een door-de-weekse verkiezingsspeech, reden Jesper en ik terug naar Johannesburg. Op de autoradio hoorden we dat het dak van de tribune na Mandela’s vertrek was ingestort. Als door een wonder waren er geen doden gevallen. ‘Ik wil niet de onheilsprofeet uithangen’, zei Jesper. ‘Maar ik vind dit geen goed teken’.
Geef een reactie