Niets is erger dan met twee biologen de natuur in te trekken. Zij zijn in staat uw dagje uit volledig te vergallen. Dat begint er al mee dat ze de natuur niet de natuur noemen, maar het veld. Bovendien gaat een bioloog nooit een dagje uit in de natuur. Een bioloog gaat op excursie. Op excursie in het veld. Dat is een stuk gewichtiger. Voor de natuurliefhebber is de aardigheid er dan al af.
Maar ondanks die gewichtigdoenerij zien de meeste biologen nooit wat in de natuur. Dat komt natuurlijk omdat ze doorgaans veilig opgeborgen zijn in de klinieken van de wetenschap, waar ze gebogen zitten over hun microscopen. En als ze daar niet over gebogen zitten, dan turen ze naar een scherm met getallen. En als ze niet over een microscoop gebogen zitten en ook niet naar een scherm turen, dan overleggen ze met een andere bioloog over wat ze gezien, – pardon, waargenomen – hebben op hun scherm of door hun microscoop. De natuur is een terra incognita voor ze geworden.
Met één zo’n bioloog de natuur intrekken, gaat nog wel. Doorgaans gaan de gesprekken als volgt.
Natuurliefhebber: ‘Kijk!’
Bioloog: ‘Waar?’
Natuurliefhebber ‘Daar op die tak.’
Bioloog: ‘Welke tak?’
Natuurliefhebber: ‘Van die boom.’
Bioloog: ‘Ik zie geen boom.’
Natuurliefhebber: ‘Die eik…daar zit een vogel.’
Bioloog: ‘Daar zit helemaal geen vogel. Kom laten we doorlopen. Ik heb honger.’
Natuurliefhebber: ‘Nee, wacht nou. Er zit echt een vogel. Hij is zwart.’
Bioloog: ‘Zwart? … Oh, dan is het een merel.’
Natuurliefhebber: ‘Een merel? Maar hij is maar zo groot als een vink.’
Bioloog: ‘Nu ja, het kan natuurlijk een gevalletje van achondroplasie zijn.’
Natuurliefhebber: ?
Bioloog: ‘Gevolg van een mutatie in het FGFR3-gen, dat codeert voor de fibroblasten-groeifactorreceptor 3. Dat zie je wel vaker. Weet je dat niet? Ik moet trouwens ook plassen.’
Maar met twee biologen de natuur intrekken is een regelrechte ramp. De conversaties die dan plaatsvinden, zijn desastreus.
Natuurliefhebber: ‘Kijk!’
Bioloog 1: ‘Wat?’
Bioloog 2: ‘Waar?’
Natuurliefhebber: ‘Daar op die tak.’
Bioloog 1: ‘Ik zie geen tak.’
Bioloog 2: ‘Er is geen tak.’
Natuurliefhebber: ‘Daar zit een vogel.’
Bioloog 1: ‘Je bedoelt in die boom?’
Bioloog 2: ‘Je bedoelt zeker die eik?’
Bioloog 1: ‘Oh nu zie ik het. Het is een zomereik.’
Bioloog 2: ‘Nee hoor.’
Bioloog 1: ‘Wat is het dan?’
Bioloog 2: ‘Een wintereik.’
Bioloog 1: ‘Een wintereik? Nee hoor. Het is een zomereik. Kijk maar. De bladeren hebben korte steeltjes.’
Bioloog 2: ‘Korte steeltjes? Dan is het een wintereik. Ik weet het zeker.’
Bioloog 1: ‘Krijg nou wat. Dat weet toch iedereen. Een zomereik heeft korte steeltjes. Basta!’
Bioloog 2: ‘Wat nou basta? Je ziet toch ook dat die eikeltjes geen steeltjes hebben? Ben jij nou bioloog?’
Bioloog 1: ‘Verdomme man, die eikels zitten vast op de tak. Kijk maar eens goed naar zo’n eikel.
Bioloog 2: ‘Wat zei je daar? Eikel? Ik een eikel?’
Bioloog 1: ‘Ja eikel. Een grote wintereikel.’
Natuurliefhebber: ‘Heren, laten we doorlopen. Ik heb honger.’
Bioloog 2: ‘Man, je kan nog geen eens een zilvervisje van een goudvisje onderscheiden.’
Natuurliefhebber: ‘Ik moet trouwens ook hoognodig.’
Bioloog 1: ‘Nou, je wacht maar even.’
Bioloog 2: ‘Precies, je ziet toch dat we bezig zijn met genieten van de natuur?’
Bioloog 1: ‘Doe je behoefte maar tegen die wintereikel.’
Bioloog 2: ‘En nou… en nou…is het go…
Ik zal U de rest van dit onderonsje besparen, beste lezer. Maar u begrijpt dat het geen lolletje is om met twee biologen ‘op excursie te gaan in het veld’. Vriendschappen komen onder druk te staan. Verzwegen verwijten komen plotsklaps aan het licht. Handtastelijkheden zijn niet uitgesloten.
Het is daarom met enige terughoudendheid, dat ik hier wil refereren aan een bijdrage van een voortreffelijke columnist hier op Dwarsliggers: Chris Ebbe. Elke zondag levert hij een bijdrage van grote klasse. Fijnzinnig noemde een mede-auteur zijn schrijfsels eens. En zo is het. En toch verstout ik mij een kleine bedenking te maken. Bedenking is misschien te zwaar aangezet. Misschien moet ik zeggen: een kleine nuance aanbrengen, hoewel dat wellicht weer geen recht doet aan mijn onderhuidse gevoelens van onbehagen.
In zijn column “Humor” van afgelopen zondag 26 februari 2023 schrijft Chris Ebbe:
“Ik nader het uitkijkpunt vanwaar ik de lepelaars, die in de verte hun nesten maken, wil zien. Tot mijn verrassing zit collega Wim op het vlonder. Op een statief heeft hij een telelens geïnstalleerd, die mij doet denken aan de loop van een 17de eeuws scheepskanon. Om zijn hals hangt een professionele Nikon-camera met een joekel van een voorzetlens.
‘Ik sta hier al een uur of zes op de uitkijk om een blauwborst te fotograferen.’ zegt Wim. ‘Helaas vanaf zonsopgang geen een gezien.’ Terwijl hij verongelijkt over het water staart, zie ik iets blauws tussen het riet omhoog klauteren.
‘Kijk, Wim, daar, een blauwborst,’ roep ik. Wim kijkt om, maar het vogeltje zit er niet meer.
‘Neem jezelf in de maling,’ zegt hij in zijn wiek geschoten.”
Nu kom ik geregeld op de plek waar die lepelaars zitten en waar Ebbe zijn collega Wim ontmoette. Sterker nog die collega Wim ken ik ook. Hij was namelijk ook mijn collega. En dat nu, beste lezer, is de oorzaak van mijn twijfel.
Ootmoedig, op het gevaar af onze vriendschap in de waagschaal te leggen, bel ik Ebbe op, om hem te vragen of hij er honderd procent zeker van is dat het een blauwborst was en of het misschien niet een ijsvogel kon zijn. Maar voor ik het laatste getal van zijn nummer intoets, leg ik mijn mobiel neer.
Wat matig ik mij zelf aan, vraag ik me af. Hoe kan ik aan zijn ornithologische kennis twijfelen? De beschrijving – iets blauws dat tussen het riet omhoog klautert – laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Dat moet een blauwborst geweest zijn. En zelfs al zou die beschrijving berusten op een waarneming die uit zijn ooghoeken heeft plaatsgevonden, dan nog zou ik geen enkele reden hebben om aan zijn waarnemingsvermogen te twijfelen. Sterker nog het zou juist mijn bewondering afdwingen, dat hij het gevogelte uit zijn ooghoeken weet te determineren, waar een ander (collega Wim) dure Swarovski telelenzen voor nodig heeft.
Overigens ben ik collega Wim ook eens tegengekomen op voornoemde plek. Blijkbaar stond hij er al langer dan een uur of zes zonder een blauwborst te zien. Ook toen was collega Wim in de weer met teletoeters.
Toen zag ook ik iets blauws fladderen tussen het riet.
‘Kijk Wim, iets blauws’, zei ik nog.
Wim haalde zijn schouders op. ‘Een IJsvogel’, zei hij en ging verder met het turen naar de lepelaars.
Natuurlijk was het een blauwborst.
De column van Chris Ebbe: https://dwarsliggers.net/humor/
27 februari 2023 op 13:26
Ook met één bioloog de natuur in kan een beproeving zijn. Ik herinner me een wandeling met een bioloog en zijn vrouw op één van de Waddeneilanden. Het werd een lange wandeling waarin slechts tweehonderd meter werd afgelegd. De bioloog determineerde zich suf terwijl ik een doorsteek naar de Noordzee in gedachten had. En toen moest ik ook nog erg nodig plassen.
28 februari 2023 op 10:33
Wat een geluk is het als je stukkies gelezen worden. En wat een genoegen is het als iemand op je stukkies reageert. Het grootste genoegen beleef je natuurlijk als een lezer je verhaal onderschrijft. Zoals het relaas van Frits dat doet met mijn verhaal. Dank, dank, dank.
Het moet inderdaad een beproeving geweest zijn, waarde Frits, om met zo’n overijverige bioloog ‘het veld’ in te gaan, waar u slechts een doorsteek naar de Noordzee op het oog had. Toch vraag ik mij af waarom u zich zo nodig naar de Noordzee wilde haasten. Wilde u zich wentelen in het zand? Of was het de strandtent die u aanzette tot spoed?
Uw relaas doet mij denken aan de oude Grieken, die tijdens hun tocht door Cappadocië uiteindelijk de zee zagen en uitriepen: ‘Thalassa, thalassa, de zee, de zee’! Zij waren hun leider kwijt, zoals u zich zult herinneren uit Xenophons Anabasis. Maar u had blijkbaar wel iemand, die u wilde leiden. Hij wilde u leiden door het landschap van een van de Waddeneilanden. Het lijkt erop dat u een kaartje koopt voor de Vermeertentoonstelling in het Rijksmuseum en vervolgens regelrecht doorloopt naar het restaurant. En de toiletten natuurlijk.
28 februari 2023 op 03:32
Heb ooit vele jaren terug in Goa op vakantie eens met een bioloog een half uurtje opgelopen in de natuur.
Toen ik hem op een gegeven moment vroeg of die al een Oei Oei vogel had gespot wilde die geen biertje meer met mij drinken na afloop.
Ook een blauw vogeltje trouwens.
Vreemde mannen, klopt.
28 februari 2023 op 10:40
Beste Petrus,
Zeer bedankt voor uw reactie.
‘Vreemde mannen’ schrijft u. Biologen zijn vreemd inderdaad. Wereldvreemd zelfs. En het gekke is ze willen dat graag zo houden.
Toch is het hoogst merkwaardig als een bioloog geen biertje wil drinken. Zijn aversie jegens u moet wel erg groot geweest zijn.
28 februari 2023 op 10:32
Ik had al zeer genoten van de blauwborst van Chris Ebbe komt er dit ’toetje’ overheen. Heren, u haalt het zonnetje weer eens achter de wolken vandaan. Of zoiets. Geweldig
28 februari 2023 op 10:42
En dat terwijl Zeeland al de meeste zonuren van Nederland heeft.
2 maart 2023 op 13:45
Smakelijk gelachen om je ‘kleine nuance’. En natuurlijk was het een blauwborst!!
2 maart 2023 op 19:32
Heren, niet zo terneerdrukkend. Jullie perceptie blijft de perceptie van de bioloog of van de denkpatronen van de bioloog. Kom eruit los!
Treed uit deze voetsporen en stap in de sandalen van de filosoof.
En dan zie je de grootste filosofische bouwstenen bij biologen tevoorschijn komen… ‘Vrees en beven’, ‘Of – Of’, ‘Over de vertwijfeling’: je ziet zo Søren Kierkegaard, de vader van de existentiefilosofie, door het gordijn springen. Of denk aan het tijdschrift dat hij oprichtte: ‘Het ogenblik’. Ieder ogenblik is een nieuw ogenblik, daarnet een ijsvogel, nu een blauwborst.
Bij chemici en fysici werkt dat allemaal veel stroever. (Cf. “De temperatuur waarbij water kookt – van vloeibare naar gasvormige toestand – is 100 graden Celsius op zeeniveau.” Vrij saai en nauwelijks avontuurlijk. Geeft zeker geen inspiratie om een gedicht te schrijven.
Søren legde de nadruk op individu en keuzevrijheid… Hij stelt: ‘Waarheid is subjectiviteit’. Wordt in dit stukje van André duidelijk uitgelegd dat iedere bioloog zijn eigen waarheid heeft… Verder ook nog van Kierkegaard: ‘Waarheid is niet alleen het ontdekken van objectieve feiten – maar vooral en cruciaal hoe men zichzelf ziet in relatie tot die objectieve feiten.
Dat is allemaal pure basisfilosofie!
André weet het: ik als alfawetenschapper heb de grootste bewondering voor de biologen, die – geef het toe – de minst rationele bètawetenschappers zijn. Maar hoe heerlijk en precies kunnen ze schrijven…
Als schrijver lig ik plat voor Tijs Goldschmidt, die voor de AKO-Literatuurprijs genomineerd werd, de Jan Hanlo Essayprijs kreeg, de Jan Wolkersprijs én vorige december 2022 de PC Hooftprijs voor 2023 voor zijn oeuvre kreeg.
Ik herinner nogmaals aan Jan Hanlo die als auteur bioloog speelde toen hij een gesprek met een mus vastlegde!!! Grandioze biologische actie!
De mus:
De mus
Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp – tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
tjielp tjielp tjielp
Tjielp
etc.
Jan Hanlo
Bedenk: Om nooit meer te vergeten!
7 maart 2023 op 00:59
Hallo Andre,
Ik vind die foto met wel tientallen liefhebbers van vogelliefhebbers hilarisch, maar ook wat ‘hebberig’, iedereen wil de beste foto schieten! Ik vind de natuur zoals die is al prachtig, houd niet zo van allerlei filosofische beweringen . Laten we hopen dat er over een decennium en meer nog grote stukken natuur behouden zijn gebleven, toch? groet Sonja