Aan het slot van de kabinetsformatie werden de ministersposten van Rutte IV verdeeld. D66 kreeg Financiën, het op één na belangrijkste departement. Logisch, want dat gaat al decennia naar de tweede regeringspartij. En dat is D66.
Minder logisch was het wellicht dat partijleider Sigrid Kaag deze post kreeg toegeschoven. Kaag had tot dan toe nooit enige belangstelling voor sociaaleconomische kwesties aan de dag gelegd. Zij zat meer in de internationale hoek, ook door haar verleden van diplomate. In het vorige kabinet was Kaag eerst minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en daarna van Buitenlandse Zaken. In die laatste hoedanigheid moest ze aftreden, waarna een terugkeer naar dat ministerie niet erg voor de hand lag. Al zou Kaag dat waarschijnlijk wel graag gewild hebben.
Buitenlandse Zaken ging in de formatie naar het CDA en werd ingepikt door partijleider Wopke Hoekstra. Ook niet erg logisch, want Hoekstra had tot dan toe nooit veel interesse laten zien voor dit beleidsonderdeel. Hij zou veel liever op Financiën zijn gebleven, waarvan hij in Rutte III minister was. Of hij daar altijd even goed functioneerde is een andere zaak, maar het enthousiasme van Hoekstra ging zeker uit naar een ministerschap in de sociaaleconomische sector. Als senator en in zijn vroegere werk bij organisatieadviesbureau McKinsey specialiseerde hij zich al in dit soort onderwerpen.
Kaag doet dus nu iets waarvoor ze eerder weinig affiniteit vertoonde en dat haar denkelijk niet zo goed ligt. Hetzelfde geldt voor Hoekstra. Het is bepaald niet uitgesloten dat ze allebei een zeker heimwee hebben naar hun vorige functie. Eigenlijk is dat laatste ook in de praktijk merkbaar. Hoekstra pleitte er vorige week met financiële argumenten voor om het regeerakkoord te herschrijven. En Kaag kwam deze week niet opdagen toen ze als minister van Financiën naar de Kamer werd geroepen om vragen te beantwoorden over een financieel thema bij uitstek, namelijk koopkrachtreparatie. Liever hield ze in Maastricht een lezing over Europa, een item dat in deze kabinetsperiode het domein is van haar collega Hoekstra.
Uiteraard is het ondenkbaar dat Kaag en Hoekstra alsnog van baan ruilen. Zoiets is nog nooit voorgekomen. Maar dat ze allebei met tamelijk lange tanden hun ministerschap vervullen is nu al wel duidelijk. En ze moeten nog bijna drie jaar. (De vermoedelijk langdurige demissionaire periode die daarop volgt nog buiten beschouwing gelaten.)
Kaag en Hoekstra zullen niet de enigen zijn die zich in hun huidige positie minder goed thuis voelen. Wat te denken van minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge? Die zou vast liever op Volksgezondheid zijn gebleven. Dat Kajsa Ollongren de voorkeur geeft aan Defensie boven Binnenlandse Zaken waag ik eveneens te betwijfelen.
Natuurlijk zullen sommige ministers zich wel senang voelen met hun portefeuille, zoals Ernst Kuipers, die momenteel op Volksgezondheid zit. Niettemin: bij de verdeling van poppetjes zijn minstens drie en vermoedelijk meer bewindspersonen niet op de meest geëigende plaats terecht gekomen. Had het in de kabinetsformatie daar niet beter wat uitgebreider over kunnen gaan, in plaats van dat eindeloze gestoei over de punten en komma’s van het regeerakkoord?
Geef een reactie