Duitsland is weer eens slecht geluimd. Inflatie, recessie, een zwakke regering en ook nog eens voetballers, mannen en vrouwen, die ondermaats presteren – beide Mannschaften bij hun WK uitgeschakeld in de voorronde -. verduisteren het humeur.  Nu schijnt bij ons in de polder ook niet altijd de zon, maar Duitsers kijken zelfs bij een strakblauwe hemel uit naar de eerste donderwolk.

Het is een vorm van masochisme. Vrijwel iedereen doet er aan mee. Toen het Britse weekblad the Economist het land bijna 25 jaar geleden uitriep tot de ‘zieke man van Europa’, haastte de spraakmakende kaste zich om zijn instemming te betuigen. The Economist denkt voor zo ongeveer elke crisis het recept te hebben en schreef een ingrijpende hervormingskuur voor. De toenmalige kanselier Gerhard Schroeder, een sociaaldemocraat, ging samen met de Groenen aan de slag en kreeg de patiënt weer op de been. Duitsland kreeg langzaam weer kleur op de niet langer ingevallen wangen.

Bijna de enige die nu weigert zijn humeur te laten verpesten, is de huidige bondskanselier Olaf Scholz, eveneens een sociaaldemocraat. In interviews roept hij zijn landgenoten op land, economie en politiek ‘niet in de put te praten’. Duitsland is nog altijd een sterk en machtig industrieland. Er zijn natuurlijk problemen en die gaan hij en zijn regering, een coalitie van zijn SPD, de Groenen, en liberale FDP, aanpakken. Scholz probeert daarbij altijd onverstoorbaar te kijken, maar het komt bij veel Duitsers meestal over als besluiteloos.

De problemen zijn al lang en breed bekend. Duitsland heeft op teveel plaatsen een bouwvallige infrastructuur en een zwaarlijvige bureaucratie. Met de digitalisering wil het niet vlotten. Ondernemers betalen vergeleken met de buitenlandse concurrentie  teveel voor hun energie. Ze kampen met een schreeuwend tekort aan vaklieden. Ook zouden ze bij de overheid nauwelijks gehoor vinden voor hun klachten. Veel, ook (middel)grote, bedrijven zouden  overwegen hun heil buiten de landsgrenzen te zoeken. Daarnaast lijdt het land aan de ook bij ons bekende chronische kwalen: matig tot slecht onderwijs, op zijn tandvlees lopende zorg en gebrekkige dienstverlening aan burger en bedrijfsleven door de diverse (semi)overheden.

Als de problemen bekend zijn waarom slaagt de regering er niet in om met oplossingen te komen?

De belangrijkste reden is dat de regering verdeeld is. De ideologische tegenstellingen tussen de Groenen en de FPD over de economie en vergroening blijken steeds lastiger te verzoenen. Scholz moet regelmatig bemiddelen ook omdat het tussen Groene en liberale bewindslieden steeds slechter botert. Omdat de kanselier daarvoor de tijd neemt, wekt hij de indruk dat hij niet of te laat ingrijpt. Wat evenmin helpt is dat er veel mislukt. Met als exemplarisch voorbeeld het prestigeproject van de Groene minister van energie en economische zaken, Robert Habeck. Door eigen geblunder werd diens energietransitiewet een pr-ramp.

Dat bevordert het klimaat waarin protestpartijen gedijen. De rechts-extremistische Alternatieve fuer Deutschland (AfD) is in de peilingen met rond 20 procent inmiddels de tweede partij. Scholz’ SPD staat op 18 procent, de Groenen op 15 en de FDP op 6 a 7. Alleen de conservatieve CDU/CSU is met ongeveer 27 procent groter dan de populisten. In sommige oostelijke deelstaten, de voormalige DDR, is de AfD zelfs koploper met percentages van boven de 30 procent.

De onstuitbaar lijkende opmars van de AfD draagt sterk bij tot de collectieve dip maar Scholz laat zich weer niet van zijn stuk brengen. Voor hem profiteert de AfD voornamelijk van de malaisestemming en dus moet je het probleem niet groter maken dan het is. De zwartkijkers vragen zich af of hij niet de kop in het zand steekt. De AfD-ers zijn geen populisten a la de BoerBurgerBeweging (BBB) maar van het rabiate naar het fascisme neigende type. De binnenlandse veiligheidsdienst schaalt sommige leiders en afdelingen in als een bedreiging van de democratie.

Toen Gerhard Schroeder het land 25 jaar geleden op de schop nam, was er geen AfD die hem in de nek hijgde. Scholz moet oppassen dat angst voor de populisten zijn regering niet verder verlamt. Dit najaar en volgend jaar staan er belangrijke deelstaatverkiezingen op de agenda. In Beieren en Hessen zullen de gevestigde partijen de AfD er deze herfst wel onder weten te houden. Maar in het oosten, in Thüringen en Brandenburg, dreigt de AfD verreweg de sterkste te worden.

Dit vooruitzicht heeft in sommige kringen de discussie aangezwengeld of de AfD niet moet worden verboden. Bij die discussies duikt vaak het schrikbeeld op van de republiek van Weimar, de eerste Duitse democratie (1918- ’33), die door de nazi’s om zeep is geholpen. Iedereen tekent dan meteen aan dat ‘Berlijn geen Weimar’ is en dat de democratie nu diep en vast verankerd is. Bovendien, de AfD heeft geen demagoog van het formaat van Aldolf Hitler in haar rijen. Maar toch…

Nu hebben de gevestigde partijen een ‘brandmuur’ tegen het neo-bruine gevaar opgetrokken, dwz geen samenwerking met de AfD op welk niveau ook. Bij een verbod zou de partij zich waarschijnlijk een andere naam herorganiseren, zich verkopen als ‘martelaar’ en zo mogelijk nog sterker worden. Kortom, een verbod zou contraproductief zijn.

Uiteraard weet iedereen wat er nodig is om de AfD de wind uit de zeilen te nemen. Dat is nog steeds geen hogere wiskunde. De regering moet eindelijk regeren en problemen oplossen. Daarvan is draagvlak creëren voor de vergroening van economie en samenleving de belangrijkste en moeilijkste. Als de coalitie daar in redelijke harmonie, zonder gekrakeel, in wel overwogen stappen, enigszins in slaagt, knapt het humeur vanzelf op.