Van 1994 tot 2001 was ik correspondent in Duitsland. Eerst in Bonn en later in Berlijn. Het was betrekkelijk kort na de val van de Muur (1989) en de Hereniging (1990) en een vraag in het bijzonder hield de politieke gemoederen bezig. Hoe lang zou het duren voor Oost-Duitsers zo zouden zijn als West-Duitsers? Want dat zij zich moesten aanpassen, stond zeker in het westen als een paal boven water.
Er waren sociologen, economen en psychologen die waarschuwden dat dit langer zou duren dan gehoopt. Oost, de voormalige DDR, en West, de Bondsrepubliek, waren zo uit elkaar gegroeid, zo van elkaar vervreemd, dat het een kwestie van generaties was. Het grootste verschil betrof het politieke systeem. De Bondsrepubliek was na de oorlog een democratie geworden en de DDR een dictatuur onder de knoet van de Sovjet-Unie. Dat onderscheid werkte door in mentaliteit, cultuur en levensbeschouwing. Het hielp evenmin dat de DDR economisch een puinhoop was. ‘Heruntergewirtschaftet’, in een onvertaalbare uitdrukking.
Ik sprak destijds een West-Duitse econoom die vreesde dat de ‘nieuwe deelstaten’, zo heet de voormalige DDR nu, een economisch ‘zwart gat’ zouden blijven. Zoiets als het zuiden van Italië dat sinds jaar en dag aan het infuus van het noorden hangt. Je kon er miljarden inpompen, maar de achterstand was moeilijk in te lopen. De belangrijkste reden was volgens hem dat ondernemende, actieve jongeren zouden wegtrekken naar de vleespotten in het westen. De achterblijvers waren te oud en/of te lang blootgesteld aan het gebrekkige DDR-arbeidsethos. Dat kon geen basis zijn voor een gezonde economie.
Helmut Kohl, de Kanzler der Einheit, had de nieuwe burgers ‘bloeiende landschappen’ beloofd. Die belofte heeft hem tot het einde van zijn ambtsperiode (1998) achtervolgd, want de landschappen bleven lang in de knop. Maar wie rond de millenniumwisseling door het oosten reed, zag de vooruitgang. De wegen waren begaanbaar, steden opgeknapt en de ontzagwekkende milieuvervuiling aangepakt. Hier en daar ontstonden nieuwe high-techindustrieën. Wie wilde wilde kon de eerste bloesems zien. Kohl had niet helemaal ongelijk.
Toch wilde het ‘samengroeien wat samenhoort’ (oud-kanselier Willy Brandt) maar niet opschieten. De Muur was gevallen, maar er was nog een andere muur en die zat in de hoofden van de mensen. Die muur moest steen voor steen worden afgebroken en dat is, 35 jaar na de ‘Wende’, nog altijd niet voltooid. ‘Ossi’s’ en ‘Wessi’s’ zijn vaak nog steeds vreemden voor elkaar.
Op zoek naar de oorzaken sprak ik met Ossi’s en Wessi’s, psychologen en sociologen. Minstens een keer per jaar ging ik naar Finsterwalde, een industriestadje met toen rond de 15.000 inwoners (ooit 27.000) weggestopt in de Lausitz, een van de landschappen dat maar niet tot bloei kwam. Ik had Finsterwalde tot een mini-versie van de DDR verklaard. Alle problemen van de DDR kon je daar vinden: leegloop, werkloosheid, vergrijzing, depressies en alcoholverslaving met hier en daar een ‘lichtpuntje’. En ‘Ostalgie’, heimwee naar de DDR, dat in die jaren een wijdverbreid fenomeen was.
Je kon die gesprekken en ontmoetingen grofweg als volgt samenvatten: Wessi’s zijn niet in ons geïnteresseerd, ze voelen zich beter en zijn arrogant: ‘Besserwessi’s’. Veel West-Duitsers interesseerden zich inderdaad nauwelijks voor hun nieuwe medeburgers. Als je al iets kon optekenen was het al gauw: ze klagen aan een stuk door maar zijn te beroerd om de handen uit de mouwen te steken: ‘Jammerossi’s’. Een bestseller uit die tijd had als titel ‘Arbeiten wie unter Honecker, leben wie bei Kohl’. (Honecker was de laatste echte DDR-baas).
Als dit soort stereotypen zich eenmaal in de hoofden heeft genesteld, is de kans groot dat je er nooit of pas na generaties vanaf komt. Intussen wordt de werkelijkheid vanuit die gezichtspunten waargenomen en vertekend. Dat het allemaal niet zwart-wit is, dat er in de afgelopen 35 jaar veel en voornamelijk ten goede is veranderd, beseft vrijwel iedereen, maar het sentiment is vaak te sterk. Dat is uiteraard niet bevordelijk voor het ‘samengroeien’.
Als je een overheersend ‘Ossi-gevoel’ kan aanwijzen, is dat ze zich vooral tekort gedaan voelen. Soms is dat begrijpelijk, de pensioenen en aow lopen bijvoorbeeld nog steeds achter, maar vaak zit het dieper. En dat uit zich in een diep geworteld algeheel onbehagen.
Elke politicoloog zal uitleggen dat dit vaak onbestemde onbehagen een voedingsbodem is voor het populisme. In de nieuwe deelstaten heeft het populisme in de loop der jaren diverse gedaantes aangenomen. Kort na de Wende van 1989 had je de PDS, een afleggertje van de communistische staatspartij SED. Je zou denken dat zo’n partij dermate besmet was dat het niet levensvatbaar kon zijn. Maar de PDS werd het verzamelbekken van de ‘slachtoffers van de Wende’. De PDS ging uiteindelijk ten onder aan intern gekrakeel en werd opgevolgd door ‘die Linke’ die om dezelfde reden de ondergang tegemoet gaat.
De fakkel is inmiddels overgenomen door de extreemrechtse AfD. Er is sinds kort ook een linkse variant, de partij van ex-PDS- en ex-Linke-kopstuk Sahra Wagenknecht, die de club gemakshalve naar zichzelf heeft vernoemd, Bündnis Sahra Wagenknecht (BSW).
Zondag zijn er deelstaatverkiezingen in Saksen en Thüringen waarvan het belang hun landsgrenzen ver overschrijdt. AfD en BSW zullen de grote winnaars worden en de uitslag zou het einde kunnen betekenen van de regering in Berlijn. De regeringspartijen SPD (sociaaldemocraten), Groenen en FDP (liberalen), dreigen weggevaagd te worden en dat kan de genadeklap zijn voor hun toch al wankele coalitie.
En voor velen zal de uitslag het zoveelste bewijs zijn dat oost en west maar niet samen willen groeien.
Geef een reactie