Met de tv-debatten begint de ‘hete fase’ van de verkiezingscampagne. ‘Heet’ naar polderbegrippen, want meestal blijft het lauw, lauw. Geen retorische hoogstandjes, geen onbeheerste uitvallen, zelden een ‘gamechanger’ waardoor de campagne in een klap ten gunste of ongunste van een kandidaat verandert. De kandidaten houden zich braaf aan het script en de regie van de campagneleiders. En omdat iedereen bloedserieus moet zijn, valt er voor de kijker weinig te genieten.
Gisteren, zondag, waren er twee debatten. ’s Ochtends bij WNL met de ‘runners up’, de nummers twee op hun kandidatenlijst, zeg maar de reservebank of de ‘supporting act’. ’s Avonds het hoofdnummer op RTL tussen de drie koplopers. Tussendoor waren er interviews met een paar kanslozen en waarschijnlijk ben ik er een aantal vergeten. De komende twee weken krijgen we nog een serie. We lijden onmiskenbaar aan debatinflatie.
Als amusement zijn die debatten slechte tv. In hun genre, de reality-soap, zijn ze ondermaats en zouden ze meteen uit de programmering worden geschrapt. Toch zijn ze niet onbelangrijk. Ze behoren net als de presentatie van de kandidatenlijst en het partijprogramma tot het ritueel van onze democratie. Als ze er niet meer zouden zijn, zou er een gat vallen.
Wat doet een kandidaat tijdens zo’n debat en waar moet hij op hopen?
Hij somt de voornemens op waarmee hij het land ‘beter gaat maken’. Hij probeert zijn tegenstrevers af te troeven die op hun beurt hetzelfde proberen. Van een echt debat, een duel, is meestal geen sprake. Het is een uitwisseling van standpunten. Die standpunten zijn de ‘oplossingen’ voor de problemen waar het land mee kampt. Haalbaarheid, uitvoerbaarheid en draagvlak, waar zonder de oplossing geen oplossing is, komen nauwelijks aan de orde. Elke lijsttrekker weet dat hij nooit de meerderheid zal krijgen waarmee hij zijn plannen zou kunnen realiseren. Als dat al überhaupt mogelijk zou zijn, natuurlijk. Hij doet aan windhandel.
Niettemin, voor de lijsttrekkers staat veel op het spel. Een debat biedt de kans je sympathie- en gunfactor op te krikken. Wanneer tweederde van de kiezers zweeft is dat van vitaal, zo niet alles beslissend belang. De vaste aanhang is allang niet meer voldoende. Je moet de twijfelaars die ondanks kies- en stemwijzers ‘het nog niet weten’, naar jouw kant van de streep zien te trekken. Als jou dat niet voldoende lukt, maar de concurrentie wel, is de campagne mislukt. Let wel, dit zegt niets over de eventuele bestuurskwaliteiten van de kandidaat.
Ik heb zondag de debatten gevolgd met het oog op die sympathie- en gunfactor. Bij het WNL-debat tussen de bankzitters vielen me twee dingen op. De nummer twee van de Omtzigt-partij (NSC) maakte een onwennige, om niet te zeggen zwakke indruk. Als Pieter Omtzigt weer een burn-out krijgt, gaat die mevrouw Van Vroonhoven de kar niet trekken. Daarentegen viel de nummer twee van het CDA, Eline Vedder, mee. De anderen, van Sophie Hermans (VVD) tot Fleur Anema (PVV) maakten net als Nicolien van Vroonhoven vooral duidelijk waarom ze op de tweede plaats staan.
Het hoofdnummer bij RTL was van tijd tot tijd slaapverwekkend. Dat kan aan de opzet hebben gelegen, ieder mag zijn zegje doen waarop de anderen reageren, maar als de deelnemers er vol overtuiging ingaan, hoeft dat geen belemmering te zijn. Maar er sprong geen vonk over. Het kabbelde voort. Men durfde elkaar niet aan te vallen. Geen van die drie blonk uit of blunderde. Dilan Yesilgoz (VVD) viel niet mee of tegen, Frans Timmermans (VerenigdLinks) idem en Pieter Omtzigt wist net te voorkomen dat hij verzandde in voor de kijker onnavolgbare uiteenzettingen. De grote vraag die de natie nu al maanden in spanning houdt: wil hij nu wel of niet in Rutte’s Torentje, liet hij opnieuw onbeantwoord. Hij schijnt ‘er nog niet uit te zijn’.
Met enige goede wil zou je dat een tactische zet kunnen noemen. Als hij op een speciaal bijeen geroepen persconferentie verklaart dat hij bereid is het land te leiden, is hij verzekerd van kostbare media-aandacht. Zelf vermoed ik dat hij weet dat hij het temperament mist, te veel weifelaar is, om een effectieve minister-president te kunnen zijn. Binnenslands zal het misschien nog wel gaan, de polderpolitiek blijft ondanks alle problemen redelijk overzichtelijk. Het zal ook na de verkiezingen en de vermoedelijk weer hopeloos lange formatie, net als altijd doormodderen blijven. Omtzigt is genoeg gepokt en gemazeld in de oude politiek om te weten dat er van zijn ‘nieuwe politiek’ weinig terecht zal komen.
Maar is hij een goede crisismanager? In deze tijd, oorlog in Oekraïne en het Midden-Oosten, de oprukkende anarchie in andere delen van de wereld, de verdeeldheid in de EU, heb je een koel hoofd nodig en zenuwen die tegen een stootje kunnen. Als minister-president ben je tegenwoordig bovendien letterlijk dag en nacht in touw voor volk en vaderland (Timmermans wil daarnaast nog de planeet redden). Dat vereist de conditie, fysiek en mentaal, van een ‘iron man’. En heeft hij die?
Voorlopig kan hij zich nog zonnen in de gunst van de kiezer. Na afloop van het debat bleek uit een snelle peiling onder de kijkers dat hij ver voor lag op Yesilgoz en nog veel meer op Timmermans. Dat zegt natuurlijk niets, er kan nog veel gebeuren, aldus het Binnenhofse cliché. Maar nu ligt Omtzigt goed op koers.
En verder ben ik van mening dat er een kiesdrempel moet komen!
Geef een reactie