Als de PVV daadwerkelijk een serieuze machtsfactor wil blijven, moet het eenmansbedrijf van Geert Wilders een partij worden. Het huidige model, iedereen onder de knoet van de leider, werkt niet meer. Zoals de soap rond zijn ministerskandidaten nog eens ten overvloede heeft onderstreept.

Elke politieke beweging steunt op twee pijlers: leiderschap en organisatie. Over het eerste kan bij de PVV geen misverstand bestaan. Wilders’ wil is wet. Toen hij de PVV opstartte, was dat te begrijpen en rechtvaardigen. De LPF was een paar jaar eerder onder luid geraas ten onder gegaan. Aan boord van de m.s. Fortuyn zaten te veel dekzwabbers die na de moord op de leider dachten het roer over te kunnen nemen. Zoiets moest voorkomen worden en Wilders zelf ging selecteren wie wel en niet mocht aanmonsteren.

Dat was niet altijd een succes, zoals een stoet dwazen, onbenullen en ander halfgaar volk heeft bewezen. We gaan dat niet allemaal oprakelen, maar zijn’ personeelsbeleid kan ook hijzelf zelden geslaagd noemen. Twee (relatieve) toppers, Fleur Agema en Martin Bosman, in al die jaren is een magere oogst.

Kortom, Wilders moet een partij op poten zetten, dwz delegeren. Dat betekent onherroepelijk bevoegdheden, invloed en macht afstaan aan anderen. Dat zal hem zwaar vallen, want hij is een controlfreak. Maar ook omdat hij niet het eeuwige leven heeft, heeft hij geen keus. Als de PVV wil voortbestaan na zijn vertrek, pensioen of hemelvaart zal hij wel moeten.

Een partij heeft afdelingen, waar talent zich kan ontwikkelen en een wetenschappelijk bureau waar ideeën worden bedacht die stof tot discussie kunnen opleveren. Zo kan een kader ontstaan dat de ruggengraat vormt die de PVV nu ontbeert. Dat kader kan ervaring opdoen in de gemeenten en provincies en klaargestoomd worden voor het grotere werk en eventueel besturen. Dat gebeurt nu natuurlijk ook, maar het is teveel hap-snap en tussen het weinige koren zit te veel kaf.

Hoe je dat doet, hebben de collega’s in Frankrijk en Italië laten zien. Marine Le Pen en Giorgia Meloni hebben hun clubs weten om te bouwen tot partijen die verkiesbaar zijn voor ook de modale rechtse kiezer. Al te louche elementen werden geweerd of afgevoerd en in de afdelingen ging men potentieel goede en bruikbare kandidaten scholen en bijschaven. En zie: Meloni is minister-president van Italië en de kans is groot dat de partij van Le Pen na de komende parlementsverkiezingen de Franse premier levert. (Le Pen zelf gaat over drie jaar op voor het presidentschap).

Waar Wilders geen voorbeeld aan moet nemen, is de Alternative für Deutschland (AfD). De Duitse kameraden lijken meer op de LPF post-Pim. Er gaat geen dag voorbij, of er breekt wel ergens een schandaal uit. Wat overigens niet verhinderde dat de AfD bij de Euroverkiezingen van deze maand de tweede partij van het land werd. Hoe groot ze waren geworden, als hun boel op orde was geweest, zal de gevestigde partijen ongetwijfeld aan het denken zetten.

Als Wilders zijn grote ambitie, de grote rechtse volkspartij worden en blijven, wil verwezenlijken zal hij dus net als Meloni en Le Pen een slagvaardige organisatie moeten opbouwen. Dat is nu zijn belangrijkste taak. Het is ook een reden waarom hij, afgezien van de bezwaren van de coalitiepartners, geen minister-president kon worden. Een partij uit de grond stampen doe je er niet even bij.

De vooruitzichten kunnen voor Wilders eigenlijk nauwelijks  beter zijn. De VVD zou de enige concurrent moeten zijn, maar likt na de afstraffing bij de Kamerverkiezingen in november haar wonden. Enig verlies was vermoedelijk ingecalculeerd met een nieuwe, onervaren leider die het bovendien moest overnemen van de beste politicus van zijn generatie. Maar op dit pak slag, tien zetels verlies en de PPV 13 zetels groter, had niemand gerekend. Na zo’n échec breekt er in een partij onherroepelijk herrie uit. Over fouten, schuld en hoe nu verder.

Van het grote schrikbeeld zullen ze bij de VVD slapeloze nachten hebben en zo niet, dan zouden ze het moeten. Dat schrikbeeld is dat de liberalen als min of meer grote volkspartij de PvdA en het CDA achterna gaan. Die partijen vielen ten prooi aan de ‘creatieve destructie’, ze hadden zich overleefd en wisten zich niet te vernieuwen. Dat zou de VVD eveneens kunnen overkomen, als niet nu en wel meteen, met de grootst mogelijke spoed, de bakens worden verzet. En misschien is het al te laat.

De VVD had de grote rechtse volkspartij kunnen blijven als ze de lijn Wiegel-Bolkestein had voortgezet. Grof geschetst komt die lijn uit bij een conservatieve middenpartij met liberale trekjes. Tijdens het tijdperk-Rutte en vooral na 13 jaar regeren is het profiel vervaagd tot kleurloos pragmatisme. Wil de VVD overleven als machtspartij, zal ze haar profiel moeten aanscherpen. De thema’s liggen voor de hand: law&order, gezond ondernemingsklimaat, solide overheidsfinanciën, defensie, strikt migratiebeleid en realistische energietransitie. Die herijking wordt een enorme klus die ook nog plaats moet vinden, terwijl de partij in de regering zit en  – hoelang nog?-  voortmoddert met een aangeslagen leider.

Als deze operatie mislukt en Wilders weet van de PVV een volwaardige partij te maken, kunnen de liberalen hun plaats op de tweede rang innemen naast GroenLinks/PvdA en als ze achterom kijken, zien ze een paar rijen verder het CDA zitten. En gebeurt, oh ironie, uiteindelijk het omgekeerde van wat Rutte in 2012 Wilders toebeet, nadat de PVV-leider Rutte I ten val had gebracht. ‘Ik zal je kapot maken’.