Soms bevestigen wetenschappers iets dat allang bekend was. Deze week kwam een politicoloog met het nieuws, nou ja, dat de PvdA geen arbeiderspartij meer is. Daar zal werkelijk niemand van hebben opgekeken. Maar kan het iemand ook iets schelen? Afgezien van de oude garde die nog wel eens een nostalgische blik werpt op de foto van Joop den Uyl op de schoorsteenmantel?
Das war einmal.
En die tijd komt niet meer terug, dat heeft de politicoloog na analyse van het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) van de Tweede-Kamerverkiezingen van november j.l. eveneens vastgesteld. De arbeider, die nu ‘praktisch geschoold’ moet heten, zit tegenwoordig bij de PVV. Die arbeider vond dat hij niets meer te zoeken had in een partij waar ‘hoogopgeleiden’ lak hadden aan zijn sores en vaak de neus voor hem ophaalden.
Is dat een betreurenswaardige ontwikkeling? De sociaaldemocraten zetten zich in voor de emancipatie van de arbeider, de rechtvaardiger verdeling van de welvaart en het optuigen van de verzorgingsstaat. Maar hun tijd zat erop. Je kan de PvdA het slachtoffer noemen van haar eigen succes. Als je minder welwillend bent, stel je vast dat ze zich niet heeft weten te vernieuwen.
Dat is wat de Oostenrijks-Amerikaanse econoom Joseph Schumpeter ‘creatieve destructie’ noemde. Ondernemingen die het afleggen tegen concurrenten met een betere neus voor wat de klanten willen, gaan ten onder. Het is eigenlijk een darwinistisch principe: wie zich niet weet aan te passen aan veranderde omstandigheden, is ten dode opgeschreven. En dat geldt kennelijk ook voor een politieke partij.
Ze zullen bij de PvdA de bui ongetwijfeld hebben zien hangen. Na de catastrofale nederlaag van 2017 toen de partij 29 zetels verloor, van 38 naar 9, moeten zelfs de diehards hebben ingezien dat je zo’n klap niet meer te boven komt. Je kunt bezinnen, herijken en herbronnen dat het een aard heeft, maar het doek is gevallen. Het publiek, de kiezer, wil geen nieuwe uitvoering van de voorstelling. Ook niet in een nieuw decor en met nieuwe kostuums.
Nu moet een sociaaldemocraat hopen dat nog iets van zijn gedachtengoed overleeft in de fusie met GroenLinks. Goed beschouwd is het een vernederende gang van zaken, om niet te zeggen een afgang. Een volkspartij wordt opgeslokt door een bubbelpartij voor hoger opgeleiden. De kraaienmars heeft zelden zo schril geklonken.
Hoe staan de kansen van de fusie die over een paar jaar beklonken moet zijn?
GroenLinks-PvdA was een winnaar bij de verkiezingen van november. Maar de uitslag, 25 zetels, viel tegen. Ze hadden gehoopt, hier en daar waarschijnlijk gedacht, dat ze de grootste zouden worden. Dat lijsttrekker Frans Timmermans het Torentje mocht inrichten met foto’s van mijnwerkers en zijn favoriete voetbalclub, het succesloze Roda J.C. Daarvoor had hij die topbaan in Brussel opgegeven. Enfin, het werd een deceptie. De arbeiderspartij van Geert Wilders werd 12 zetels groter.
Net als iedereen wist dat de tijd van de PvdA voorbij was, voordat de politicoloog het bevestigde, kun je er donder opzeggen dat de grote doorbraak van GroenLinks-PvdA zal uitblijven. Het zal links van de electorale scheidslijn misschien de kleinere concurrenten kunnen opvegen, maar ook dat is geen gelopen koers. Het lijkt nu onwaarschijnlijk, maar D66 dat in november zoals gebruikelijk werd afgestraft voor regeringsdeelname, zou in de oppositie een wederopstanding kunnen beleven. Je kan het je moeilijk voorstellen met Rob Jetten als leider, maar als ze daar een opvolger vinden met een paar ons charisma, kan je het niet uitsluiten.
Daarmee komen we bij een voor GroenLinks-PvdA heikel punt, leiderschap. Frans Timmermans is, een understatement, niet de gedroomde leider gebleken. In de eigen gelederen bestonden er al reserves, maar de ‘gewone’ kiezer, de arbeider die voor Wilders koos, lustte hem niet. Hij stoot mensen af. Hij is te dik, zou niet ‘authentiek’ zijn, een zakkenvuller, kortom, niet geloofwaardig. Als je eenmaal dat imago hebt, hoe onterecht dat ook moge zijn, en je partij roept bij hele volksstammen weerzin op, wordt het een moeizame onderneming.
Een groene partij zal op zijn best een nichepartij blijven met als alles, maar dan echt alles, meezit 12 tot 15 procent van de kiezers. Een uitschieter naar boven is mogelijk met een leider die meer dan de eigen clientèle aanspreekt. De lotgevallen van de Duitse Groenen, de moeder van alle klimaatpartijen, zijn illustratief. Als ze daar de rijen gesloten wisten te houden, de ‘Realo’s’ (realisten) de overhand hadden op de ‘Fundi’s’ (scherpslijpers) en een aansprekende leider hadden, tikten ze soms de 15 procent aan. Dat blijkt het maximaal haalbare. Een volkspartij zal zelfs de meeste succesvolle klimaatpartij van Europa niet worden.
GroenLinks-PvdA heeft nu geen goede opvolger voor Timmermans. Jesse Klaver is teveel tweede garnituur en ik krijg niet de indruk dat een leider die aantrekkelijk is voor de kiezer in het midden, laat staan de arbeider, klaar staat in de coulissen. Bovendien wordt GroenLinks, – de sociaaldemocratie wordt in de fusie niet meer dan wat rode franje -, nog steeds gezien als een one issue-club. En de ‘klimaatdrammers’ staan er momenteel niet goed op. Dat kan natuurlijk veranderen, al zie ik het niet gebeuren. De meeste mensen zijn er inmiddels wel van overtuigd dat klimaatverandering een feit is. Alleen geloven ze niet dat de wereldondergang voor de deur staat en denken ze dat het met technologie en internationale samenwerking opgelost kan worden. Dat vinden ze ook bij de VVD.
De vooruitzichten zijn dus weinig rooskleurig en de vraag is gerechtvaardigd: wanneer wordt links weer een factor van betekenis?
Geef een reactie