Het gaat niet goed met de regeringscoalitie. Volgens de peilingen staan alle coalitiepartners (behalve de piepkleine ChristenUnie) op zwaar verlies. Achterbannen komen in opstand. Partijcongressen, zoals dat van voorbije zaterdag van de VVD, roeren zich. Wat te doen?
Er zijn twee reacties denkbaar. De eerste is: er een einde aan maken. Dat zou veruit het eerlijkste zijn. De vier partijen die samen het kabinet vormen, hebben op geen stukken na meer voldoende steun in het land. Dan is het het beste te stoppen. Laat de kiezer maar uitmaken hoe het verder moet.
Dit zullen de vier regeringspartijen niet doen. De verklaring is simpel. De grootste drie hebben, zoals gezegd, volgens de polls geen enkele reden tot juichen. De VVD, de onbetwiste nummer 1 van maart vorig jaar, beleeft daarnaast ook nog eens een leiderschapscrisis. De positie van Mark Rutte is, zachtjes uitgedrukt, zwaar omstreden. Hij is alleen nog partijleider omdat er – vooralsnog – geen alternatief voorhanden is. Maar ook bij D66 en CDA staat de politieke top onder druk. Misschien niet zo openlijk als bij de VVD, maar Sigrid Kaag en Wopke Hoekstra kunnen straks bepaald niet zeker zijn van hun plek.
Waarom zou je dan verkiezingen willen? Het is veel beter elkaar te blijven vasthouden en te hopen op betere tijden. Zoiets is in Rutte III tenslotte ook gebeurd. De liberalen waren flink weggezakt, maar net op tijd brak de coronacrisis uit. Hierdoor kon Rutte zich profileren als de Vader des Vaderlands en scoorde zijn partij bij de verkiezingen beter dan een jaar eerder werd gedacht. Ook D66 was aanzienlijk succesvoller dan zelfs een paar weken voor de verkiezingen mogelijk leek. Door de (rijkelijk vage) belofte van Kaag dat er ‘nieuw leiderschap’ zou komen wist deze partij zichzelf uit de malaise te halen. Alleen het CDA slaagde er niet in zich te herstellen, maar je kunt niet alles hebben. En de christendemocraten kunnen toch geen kant op.
Wonderen zijn dan ook niet uitgesloten. Het verdient de voorkeur te blijven voortmodderen in de hoop dat alles toch nog goed komt. Althans: als je redeneert vanuit het partijbelang.
De ChristenUnie staat wél op lichte winst in de peilingen. Deze partij zou baat kunnen hebben bij verkiezingen. Maar de CU is zo klein dat een winst van 1 of 2 zeteltjes haar niet opeens groot en machtig zou maken. Mochten Gert-Jan Segers en zijn mannenbroeders op een breuk aansturen, dan kunnen ze er vrij zeker van zijn dat ze nooit meer worden uitgenodigd om mee te regeren. Ze zijn in zo’n geval permanent veroordeeld tot de oppositiebankjes, een plek waar het voor een klein partijtje niet aangenaam toeven is. Ook de ChristenUnie heeft dus geen belang bij een crisis.
De kans dat de coalitiepartijen elkaar zullen loslaten, is daarom niet groot. Uit angst voor de toekomst zullen ze proberen zo lang mogelijk in het zadel te blijven. Waarschijnlijk zullen ze daar zelfs mee doorgaan als ze bij de senaatsverkiezingen een smadelijke nederlaag lijden. Het enige dat nog een kabinetscrisis zou kunnen veroorzaken is een politieke bananenschil.
Geef een reactie