Jimmy Carter is inmiddels begraven en ik was niet van plan een woord toe te voegen aan de necrologieën. Op deze site kon u een goed stuk over hem lezen van Co Welgraven. Carters was mislukt als president maar had zich gerevancheerd als ex-president. Hij zette zich in voor de vrede, de minder bedeelde wereldburgers en werd beloond met de Nobelprijs voor de Vrede. Hij was, denk ik, een goed mens.

Dat ik toch een stukje over hem tik, komt door een mail van een vriend. Hij had de kritiek op Carter destijds al overdreven gevonden. Carter was een hoogintelligente man, fatsoenlijk en ‘beleed hoog morele principes’. Hij was een ’taai onderhandelaar en workaholic’. Maar dat was kennelijk niet genoeg, constateerde mijn vriend. Je moet kennelijk ook geluk hebben. Ter vergelijking somde hij een aantal karaktertrekken op van Donald Trump. Een ‘gewetenloze schurk, wiens IQ een mysterie blijft’, die liever golft dan dossiers leest en geen last heeft van principes. Het contrast kan nauwelijks groter zijn. En toch werd Carter niet herkozen, en Trump, na het intermezzo met Joe Biden, wel.

Nu kun je allerlei redenen bedenken waarom Carter faalde en Trump, nou ja, slaagde. De tijd en omstandigheden, politiek, economisch en cultureel, spelen allemaal een rol. Dat maakt vergelijken een hachelijke onderneming. Toch, er is een constante, de kwaliteit van een leider als politicus. Carter was geen toppoliticus en Trump, wat je verder ook van hem vindt, is dat wel. Zoals bij ons in de polder Geert Wilders een raspoliticus is en Pieter Omtzigt helemaal niet. Waarschijnlijk ten overvloede: dit is geen moreel maar een politiek oordeel.

Ik heb ooit drie criteria bedacht waar een toppoliticus aan moet voldoen. Hij moet verkiezingen winnen, de baas zijn in zijn partij en kunnen regeren. Dat zijn strenge eisen en de leider, want we hebben niet over de hardwerkende backbencher, moet daartoe een aantal eigenschappen meebrengen. Dat lijstje kent enige variaties die afhankelijk zijn van de persoon, maar onderstaande eigenschappen moet je in meer of mindere mate hebben.

Een toppoliticus is harder, ook voor zichzelf, dan zijn rivalen en laat zich bij tegenslag niet uit het veld slaan. Hij heeft een aangeboren talent voor timing, ruikt welke issues belangrijk zijn én worden, weet deze aan de orde te stellen en beheerst het ‘narratief’, zoals dat tegenwoordig heet. In het pakket zitten verder goede sociale eigenschappen, want hij is ook een teamspeler. Je kunt geen regeringsleider zijn zonder te kunnen ‘verbinden’. Daarnaast heeft hij een pantser aangelegd, waar persoonlijke aanvallen op afketsen. Zelf zal hij niet aarzelen een concurrent onderuit te schoffelen en als hij echt gehaaid is, zal dat niet negatief uitwerken op zijn reputatie. Een teflonlaag is een mooie bonus, die het leven tijdens grote politieke stress makkelijker maakt.

De ideale politicus, die, dit voor de goede orde, niet bestaat, beschikt daarnaast ook over die bijna mysterieuze eigenschap, charisma ook wel de X-factor genoemd. De politicus die daarover beschikt heeft een enorme voorsprong op de concurrentie. En zeker wanneer die uit grijze muizen bestaat. Charisma komt in doseringen en sommige toppolitici hebben het helemaal niet. Angela Merkel was ‘Mutti’, suffer kan niet, maar had voldoende van de bovengenoemde eigenschappen om 16 jaar kanselier van het belangrijkste land van Europa te zijn.

Deze kwaliteiten zijn ‘waardevrij’ en zeggen niets over het beleid dat slecht of goed of beide kan zijn. Ik vrees dat we van Trump weinig goeds kunnen verwachten. Van Carter werd bij zijn aantreden in 1976 juist veel verwacht. Na de verloren oorlog in Vietnam, het Watergate-schandaal dat zijn voorganger Richard Nixon de kop had gekost, en de polarisatie, toen al, moest hij het aangeslagen moreel van de bevolking zien op te kalefateren. Daarbij had hij pech, – de tijd en omstandigheden zaten tegen, zie de necro’s -, maar het lag ook, vooral, aan de man zelf. Bij alle goede wil bleek hij niet opgewassen tegen de ‘uitdagingen’. De VS moest wachten op Ronald Reagan die vier jaar later met zijn opgewekte karakter, – ‘it’s Morning in America’ -, het geloof van de Amerikanen in hun land wist te herstellen.

‘Als mens’ was Reagan zeker niet hoogstaander dan Carter en intellectueel kon hij niet bij hem in schaduw staan. Maar als politicus was hij superieur. Tot de komst van Trump waren de Republikeinen de partij van Reagan die ook na zijn dood een onaantastbaar idool bleef en aan wie potentiële  leiders gemeten werden. Trump heeft de partij nog meer dan Reagan naar zijn hand gezet. Waar Reagan binnen de partijcultuur bleef, heeft Trump de partij aan zich weten te onderwerpen: ze is de Trump-sekte geworden. Hoe lang dat duurt, mag Joost weten. Normaal gesproken wordt een leider afgerekend op zijn prestaties of het uitblijven daarvan. Maar wat is normaal bij Trump? Zijn eerste termijn was geen onverdeeld succes, maar de kiezer gunt hem desondanks een tweede kans in het Witte Huis.

Het is de tragiek van het Westen dat er momenteel, met de oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten, de klimaatcrisis, de technologische revoluties, onder de regeringsleiders nauwelijks  toppolitici zijn. Er zijn enerzijds teveel Carters: Emmanuel Macron in Frankrijk, Olaf Scholz in Duitsland, Keir Starmer in het VK, en aan de ander kant teveel Trumps: Viktor Orban in Hongarije, Giorgia Meloni in Italië en Wilders bij ons. En het ziet er niet naar uit dat het snel beter wordt. We zullen het moeten uitzitten.