Ik ben onlangs bezocht door een mannenkwaal. Genoeg inspiratie om mijn pen weer te proberen.

Ik lees in de Daily Mail: “Mannen die te vaak in een etmaal plassen, moeten zich laten nakijken om nierschade te voorkomen.” Dit slaat op mij, want ik ga wel tien keer op een dag en ’s nachts moet ik er vier, vijf, zes keer uit. Op internet lees ik, dat bij plasproblemen de prostaat op grootte wordt gecontroleerd door hem te toucheren. Volgens mijn Amerikaanse zwager daar “Where the sun don’t shine”. Een onprettig idee.

Ik stel het bezoek aan de huisarts uit, maar elke keer als ik voor boodschappen naar de Jumbo ga, loop ik langs de praktijk. Ik kan er niet omheen en op een dag verman ik mijzelf en maak een afspraak. De jonge arts in opleiding hoort mij aan. ‘Morgen heb ik een plekje vrij. Half vier. Schikt dat?,’ vraagt zij.

Ik aarzel. Wil liever worden geholpen door mijn vertrouwde huisarts bij wie ik jarenlang onder behandeling ben.’

‘Ik kan het ook, hoor,’ antwoordt zij een beetje gepikeerd op mijn verzoek.

‘Het is niet persoonlijk, meer mijn gevoel, het ligt aan mij.’

‘Zoals u wilt.’

Op weg naar huis, voel ik me een beetje schuldig, verwijt ik mijzelf, dat ik niet zo eenkennig had moeten zijn.

Met lood in mijn schoenen loop ik over de kade van het Noordereiland. Vandaag gaat het gebeuren. Ik heb er slecht van kunnen slapen. Onderweg vliegen de meeuwen luid krijsend voor mij uit, alsof zij mij spottend geleide doen. Ik huiver ondanks de warmte van de lentedag. Terwijl ik tegenover haar zit, leest de huisarts mijn dossier door. Ik kijk om mij heen. In de praktijkruimte staat een torso van een vrouwenlichaam, eentje zoals ik voor mijn biologielessen op school had. Aan de wand hangt de plaat met reeksen steeds kleiner wordende letters, waarmee in december mijn ogen voor het verlengen van mijn rijbewijs zijn getest. Langs de zijkant staat de behandeltafel met wit papier erover. Zou ik daarop moeten gaan liggen, vraag ik mij af.

De dokter is klaar met lezen. Ik zeg haar, hoe ik opzie tegen het onderzoek. Vraag of het echt moet.

‘Beter van wel,’ antwoordt zij en vouwt haar handen. In al die jaren, dat ik bij haar kom, was mij nooit opgevallen hoe groot die zijn. En die niet alleen. Mijn hemel. Haar nagels. Lang en puntig. In mijn verbijstering zie ik ze uitgroeien tot dolken in de handen van een sadist. Zij trekt een blauwe vinylhandschoen aan, pakt een klodder vaseline en zegt: ‘Ga daar maar staan, rug naar mij toe, broek en onderbroek op de knieën laten zakken, benen spreiden.’

Oef…